Selecteer een pagina
Confuus

Confuus

Confusius, het had mijn vijfde naam kunnen zijn naast de andere vier. Er gaat geen dag voorbij of ik begrijp iemand weer eens niet, ik snap iets weer niet, of ik had het verkeerd begrepen. Mijn manier van denken sluit maar al te vaak niet aan bij de rest van de mensheid. Na jaren communicatieproblemen te hebben gehad, heb ik eindelijk geleerd om te vragen het nog eens uit te leggen omdat ik het misschien verkeerd heb begrepen. Deze ontwapende manier van benaderen, stelt mensen gerust. Ze voelen zich niet aangevallen en doen graag nog een poging hun standpunt uit te leggen.

Ik had, zoals zoveel avonden, weer eens moeite met in slaap komen. Door mijn Penpalaccount heb ik vrienden over de hele wereld en in alle tijdszones dus er is altijd wel iemand wakker voor een goed gesprek. Dus ook deze nacht, waar ik eigenlijk had moeten slapen, lag ik vrolijk te kwebbelen met  iemand aan de andere kant van de wereld waar het nog ochtend was. Het viel af en toe even stil omdat hij druk was met stofzuigen en schoonmaken. Waarom dan gelijk het beeld van Freddy op mijn netvlies brandt, luid zingend ‘I want to Break free’, is mij ook een raadsel maar mijn brein werkt in mysterious ways. Wat het nog genanter maakt is dat zoiets ook gelijk weer mijn toetsenbord uitfloepert. Hoezo een serieus gesprek is met mij niet mogelijk? Als ik mijn blooper weer goed probeer te maken door iets serieus te zeggen, krijg ik alleen als antwoord terug: ‘Everything is going to be alright.’

Ik kijk vragend naar mijn beeldscherm en moet gelijk denken aan de scene uit de film ‘Somethings gotta give’ waarin Harry tegen Erica zegt: ‘You are a woman to love!’ en zij zich op dat moment ook afvraagt wat dat dan betekent. Terwijl ik nog lig te mijmeren over zijn bericht, zegt hij dat hij de kinderen uit school gaat halen. Ik klik mijn telefoon uit. Het zinnetje blijft nog tot half vier in de morgen in mijn hoofd rond dansen, ‘Everything is going to be alright.’ Ik weiger deze keer om uitleg vragen. Ik kom er vast wel vanzelf achter.

Drie uur later schrik ik wakker van de wekker met een hoofd dat nog niet in staat is, om actief te zijn. Toch is het eerste wat weer de polonaise begint te lopen in mijn hoofd dat ene zinnetje. ‘Everything is going to be alright’ Ik schud mijn hoofd, alsof ik het er uit wil schudden en sta op. Ik heb eerst thee nodig. Waar mijn dag is begonnen, is daar de nacht ingevallen dus vragen heeft ook geen zin. Thee. Ontbijt. Werk. Uiteindelijk is everything going to be alright! Wat het ook moge betekenen in die context!

‘Ik zit op een bankje en ik doe een Otis’

‘Ik zit op een bankje en ik doe een Otis’

‘Sittin’ in the mornin’ sun
I’ll be sittin’ when the evenin’ comes’

Terwijl ik over het water staar, probeert het lentezonnetje uit alle macht mijn vermoeide lijf op te warmen. De koele bries probeert juist de kou in mijn lijf stevig vast te houden. De laatste dagen is er een niet te stoppen chaos in mijn hoofd. Vinny kijkt me vragend aan: ‘Wanneer lopen we nou verder?’ Ik weet het niet. Ik wil even niets meer. Ik ben moe. Ik wil rust. Rust in mijn hoofd. Rust in mijn lijf. Ik wil dat de storm gaat liggen.

Dochterlief kwam die ochtend de hond al vroeg brengen. Ik was net terug van mijn wandeling in het park maar wanneer Vinny bij mij is, wil hij maar één ding, naar het park en wel nu direct! Vermoeid doe ik hem aan de riem en loop terug naar het park. Vrolijk huppelt hij mee naar het strandje waarbij hij me om de 7 seconden vragend aankijkt of ik het ook nog naar mijn zin heb. Na wat stokken gegooid te hebben bij het water, ga ik op een bankje zitten en staar in de verte. Het ochtendzonnetje voelt als een warme knuffel om mijn lijf. Vinny springt vrolijk naast me op het bankje en kijkt me weer guitig aan: ‘Wat gaan we nu doen?’

Nu gaan we zitten en we doen niets. Na maandenlang, of misschien wel jarenlang, kneiterhard gewerkt te hebben, is de koek op. Ik zit en ik staar. Ik ben gewoon moe. Moe van alles. Ergens in mijn achterhoofd danst het liedje van Otis. ‘I’m just sittin’ on the dock of the bay. Wastin’ time’. Ik ben nooit het type geweest, wat stil zit en niets doet. Wasting time was iets wat mij nooit lukte. Er was altijd wel iets te doen. Kinderen opvoeden, een project afmaken, een opdracht aannemen, een nieuw boek schrijven, huiswerk voor een nieuwe cursus, huishoudelijk werk zoals de was of gewoon schoonmaken. Er was altijd wel iets. Als ik ook maar dacht dat er niets was, dan zorgde ik er voor dat er wel iets was. Zolang ik maar niet stil hoefde te zitten. Maar niet vandaag. Vandaag zit ik op een bankje. In het zonnetje. Te staren. In het niets.

Twee ganzen vliegen luid schreeuwend achter elkaar voorbij. Alsof de één is vreemdgegaan en de ander zit hem, of haar, woest achterna. Verderop zie ik een vrouwtjeseend hard wegrennen voor een mannetjeseend. Overduidelijk een gevalletje van bindingsangst, denk ik bij mezelf en moet er heel stiekem wel om lachen. De mier die ik gefrustreerd en mopperend om mijn voeten heen zie lopen, kan maar geen opening vinden in de hard geworden grond en de schittering op het water doet me denken aan een magisch Disneymomentje. Ik wil hier nooit meer weg.

‘Sittin’ here restin’ my bones
And this loneliness won’t leave me alone’

Mijn telefoon bliebt. Ik zie een berichtje van mijn moeder binnenkomen, ze heeft nog steeds mailproblemen. Ja lastig als je de wekelijkse mail van de AlbertHeijn niet op tijd krijgt. Zonder te antwoorden draai ik mijn telefoon om en leg hem weer terug op het bankje naast me. Maar al snel rinkelt ie opnieuw. Dochterlief, ook zij heeft wat nodig. Moe. Gewoon moe. Laat mij hier voor altijd in het zonnetje op dit bankje zitten.

‘Look like nothin’s gonna change
Everything, still remains the same
I can’t do what ten people tell me to do
So I guess I’ll remain the same, yes’

Dan hoor ik een speciaal bliebje op mijn telefoon. Ik lees de tekst. Voordat mijn brein ‘Nee, niet antwoorden’ kan schreeuwen, heb ik alweer geantwoord. Ik kon het niet laten. Maar dan, in plaats van een tekstbericht, wordt er gebeld en een voor mij zo bekende stem vraagt hoe het gaat. ‘I’m sitting on a bench and doing an Otis.’ Hij lacht. Het ijs is weer gebroken of misschien gesmolten. Ik weet het niet meer maar ik zit op een bankje, in het zonnetje en ik wil hier nooit meer weg.

Het gebeurt niet heel vaak maar maar soms kan het toch nog met mijn gewelddadige verleden zomaar ineens opspelen. PTSD noemen psychologen dat. Getriggerd door simpele dingen. Ik weet nooit wanneer maar als het komt, dan komt het hard en snel. Meestal weet ik er zelf wel een draai aan te geven maar deze keer leek het me niet te lukken en vroeg ik de avond ervoor voorzichtig na lang twijfelen om hulp. Vijf minuutjes maar. Ik heb een hekel aan  hulp vragen. Helaas lukte dat niet voor hem maar wat gisteravond niet lukte, werd vandaag goed gemaakt met meer dan een uur. Mijn brein, wat sinds de avond ervoor meer leek op een nascar-circuit; een gesloten cirkel aan gedachtes, die niet te stoppen waren met her en der crashes, leek nu ineens de geblokte vlag te krijgen. De gedachtes verminderden vaart, mijn mondhoeken krulden wat op en de razende gedachtes leken tot stilstand te komen. Ik adem uit. Rust.

‘Now get your ass back home and get to work!’

Iedereen die onze gesprekken zou volgen zou al snel conclusies trekken door al die sarcastische opmerkingen en beledigingen over en weer. Maar wij snappen elkaar. Dus ik haal mijn kont van de bank en begin terug te lopen. Stap voor Stap. Ik moet wel. Hele dagen als een lunatic op een bankje zitten, is een luxe die ik me niet kan veroorloven. Althans, niet zonder mijn huis kwijt te raken. Vinny springt enthousiast op, als hij ziet dat we nu echt terug gaan. Twee uur op een bankje in het park was zelfs voor hem een overkill aan park.

‘Thank you for your call.’ zeg ik nog snel voordat hij op moet hangen. Ik waardeer het meer dan hij ooit kan beseffen. Als ik naar huis loop zet ik mijn muziek weer aan. Ik laat Otis op het bankje achter. Als Cher begint te zingen, knik ik instemmend. You havent seen the last of me…

‘I’ve been brought down to my knees
And I’ve been pushed way past the point of breaking
But I can take it. I’ll be back. Back on my feet
This is far from over. You haven’t seen the last of me’
Dear Boris

Dear Boris

“Dear mister Boris, can you please open up the border?”
‘No! Why?’
“I want to see Poop”
‘Okay Poop I know her, Mireille and I are besties. We had a drink together’

Het is maandagavond en ik was net achter mijn iMac gekropen om nog wat werk af te maken, waar ik die dag niet aan toe gekomen was. Nog even de labels afmaken zodat ik de volgende dag met een nieuw project kan beginnen, in afwachting van de correcties. Ineens begint mijn telefoon vreselijk te rinkelen alsof er haast bij is. Ik zie een naam op het display, glimlach en gooi snel de camera aan. Een grote grijns verschijnt op mijn beeldscherm die enthousiast vertelt, hoe ze haar kamer heeft opgeruimd zoals ze beloofd had, met de nodige rondleiding natuurlijk. Toevallig had ik ook net mijn hele huis in veertig minuten opgeruimd omdat ik de avond ervoor een spelletje had verloren. Natuurlijk niet omdat ik er de volgende dag een mannetje zou komen om het huis te inspecteren. Het is grappig te zien hoe we ons allebei aan ons woord hebben gehouden. Iets wat tegenwoordig een zeldzaamheid lijkt te zijn geworden.

We kletsen over school, we doen weer spelletjes, ze stelt me voor aan haar nieuwe collectie knuffelbeesten en we fluisteren stiekem over het cadeautje wat ik voor haar zus heb gekocht. Hoe lang hebben we elkaar nu al niet gezien? Het lijkt al meer dan een eeuwigheid. Voor de pandemie kon ik een trein boeken en naar haar toe rijden. Al ruim een jaar zijn er reisbeperkingen, strenger in UK dan in Nederland met regels die dagelijks veranderen. Ik zie door de bomen het hopeloze en uitzichtloze bos niet meer. De feesten, de terrasjes, de avondklok, het kan me allemaal gestolen worden. Ik wil gewoon dat kleine meisje weer in het echt zien en een dikke knuffel geven. Gewoon, omdat ze ook een beetje mijn meisje is. ‘Ditch the guy but keep the kid.’ zeg ik gekscherend tegen mensen die het niet begrijpen. Vanaf het eerste moment dat ik haar ontmoette, heb ik haar in mijn hart gesloten. Alhoewel haar vader zowel haar als mij de rug heeft toegekeerd, blijven wij gewoon lekker besties forever.

‘Do you think we will ever see it eachother again?’ vraagt ze opnieuw. Mijn hart breekt in een miljoen kleine stukjes. Binnensmonds vervloek ik de pandemie. Ze vraagt het de laatste dagen steeds vaker.
‘Why dont you call Boris and ask him if he can make an exception for me! And I will be on my way on the first train!’ Ze begint heftig te typen en stuurt het bewijs door dat ze Boris heeft gesproken. We moeten er een beetje om lachen ondanks de verdrietige situatie.

‘You know what?’, zeg ik in mijn beste Engels, ‘we houden allebei het nieuws in de gaten.’
“Ik kijk geen nieuws!” valt ze me in de reden.
‘Dan vraag je aan T of hij het nieuws in de gaten houdt. Zodra je hoort dat ik Engeland in mag, boek ik direct een trein om je op te zoeken! Ik beloof dat bij deze plechtig.’
Ze kijkt me twijfelachtig aan of ik echt meen wat ik beloof. Het is de nalatenschap van volwassenen die haar te vaak hebben teleurgesteld. ‘Beloofd!’ zeg ik nog een keer met klem. Haar grijns wordt zo groot dat het de kamer verlicht, ze juicht en danst en stuurt screenkisses. Als mijn hart al niet in een miljoen stukjes was gebroken, dan zou dat nu opnieuw gebeuren.

Het is daarna al snel tijd voor haar om af te sluiten en naar bed te gaan. We zeggen allebei gedag met screenkisses en een hoop gezwaai. Ik klik mijn telefoon uit en staar naar mijn beeldscherm. Ik moet nog steeds mijn werk afmaken maar ik kan het niet helpen even af te dwalen naar tijden dat reizen nog normaal was. Ik kan alleen maar hopen dat deze pandemie-gekte binnenkort begint over te waaien, alleen al voor al die mensen die elkaar al zolang hebben moeten missen.

Hou op of ik bel mama

Hou op of ik bel mama

Ik kan wel stellen dat ik een echte Mamabeer ben. In mijn eigen werk en leven ben ik een enorme push-over en je kunt veel over mij en tegen mij zeggen zonder enige reactie terug te krijgen maar wanneer het over mijn kinderen gaat, loopt menig persoon tegen een betonnen muur. Durft er iemand ook maar een vinger naar hun uit te steken, dan borrelt er een ongekende, allesoverheersende, vernietigende kracht naar boven waarvan ik niet eens wist dat ik dat ik het in me had. Menig man heeft zich daar al op verkeken. Ook kom ik nog steeds, destijds jonge knulletjes maar ondertussen jonge mannen tegen die schuw wegkijken als ze mij zien aankomen. Getraumatiseerd in hun prille jeugd op de basisschool omdat ik ze op mijn manier moest vertellen dat er geen meisjes worden geslagen. Mocht dat überhaupt ooit nog een keer gebeuren, dan zou hij in grotere problemen komen dan alleen een flinke preek van mij. Het had overduidelijk indruk gemaakt tot op de dag van vandaag.

Ook tijdens de uitdagende puberteit van dochterlief stonden er vaak hordes testosteronbommen voor mijn huis te hangen in de hoop een glimp op te vangen van mijn langbenige dochter. Ik had ondertussen in de puberwereld ongewild een reputatie opgebouwd. Zodra ze mijn blauwe autootje op de parkeerplaats zagen aankomen rijden, stoof de groep uiteen alsof ik de ME met een waterkanon was op het Malieveld. Maar dan nog lieten ze zich niet kisten. Soms vond ik ze in het holst van de nacht terug in mijn tuin, onder haar raam, als een echte Romeo op zoek naar Juliette maar dan dronken of stoned. De simpele vraag met een paar priemende ijsblauwe ogen of de politie gebeld moest worden of dat hij zichzelf uit mijn tuin wilde verwijderen, deed hem nonchalant op staan en vertrekken.

Ergens kwam er een omslagpunt. Ik weet niet precies waar. Misschien op het moment dat dochterlief voor de wet volwassen werd en haar vrienden ook wat ouder werden. Ineens ging het niet meer om dochterlief. Ze had blijkbaar de tactiek van het friendzonen van een professional geleerd en was nu zelf heel goed geworden in mannen wegjagen. Wat we niet zagen aankomen was dat, wanneer zij haar vrienden bruut in de friendzone zette, diezelfde vrienden een U-turn naar mij maakten. De eerste keer dat ik dat hoorde, moest ik er om lachen want ik dacht dat het serieus een grapje was, de tweede keer was ik verbaasd en de derde keer mompelde ik mijn bekende ‘whattafuck?!’ Dit kun je toch niet serieus menen?

‘Mag ik met je moeder daten?’ werd ineens een veel voorkomende vraag waarbij we allebei resoluut, zonder overleg maar eensgezind, in koor NEE riepen. Nee, gewoon nee! Laat dat vooral heel duidelijk zijn. Zoals Kelly ooit zong: ‘I want a man by my side, not a boy who runs and hide.‘ Soms drijft dochterlief het op de spits. Zo ook die ene avond toen ik net dodelijk vermoeid, uitgeput maar verlekkerd zat te kijken naar weer een episode van Outlander. Want ja, die ogen van John Grey, waar kun je die nog vinden? Ineens gaat mijn telefoon. Dochterlief wil facetimen. Normaal belt ze gewoon, hoezo facetimen, wat zit hier achter? Honderdduizend vragen dwarrelen door mijn hoofd in die ene seconde voordat ik mijn camera aanzet. Ik ga wat meer rechtop zitten, haal even een hand door mijn haar en hoop dat ik er niet als een 83 oud vrouwtje uit zie want God weet wat er aan de andere kant van de camera staat. Je weet het nooit bij dochterlief.
Ik klik de camera aan en zie een hele grote Gozert vreselijk verlegen doen, als een zestienjarig jongetje dat zijn eerste crush wil uitvragen. Op de achtergrond hoor ik dochterlief gieren van het lachen terwijl ze probeert te vertellen dat Gozert graag op date wil…..met mij…..waarvan we allebei weten dat dat natuurlijk niet gaat gebeuren. Dat ze alleen al die bravoure houding ziet verdwijnen op het moment dat ik in beeld komt, is voor haar zo hilarisch dat het haar hele week goed maakt terwijl ik daar totaal oblivious naar de camera zit te staren in de hoop te begrijpen wat er gaande is.

Ik moet toegeven dat die generatie wel volhardend is in bepaalde dingen. Dochterlief kwam toevallig deze week even de appeltaartbakspullen terug brengen. Jammer genoeg had ze de appeltaartbakspullen én de appeltaart thuis laten staan dus ze kwam alleen met verhalen, wat natuurlijk helemaal prima is. Ik zet een kop thee en denk de appeltaart er gewoon bij als dochterlief al begint te vertellen. Ze weet zich prima staande te houden in de mannenwereld maar heel soms zijn er van die momentjes dat ze even niet meer weet wat ze moet zeggen op hun kleine pesterijtjes. Deze keer was het Gozert die weer wat opmerkingen had over het één of ander. Zijn bravoure houding was, nadat de camera destijds was uit gegaan, weer helemaal terug en hij was weer helemaal Da Man! Dochterlief liet hem, zoals ze bij de meeste gozerts doet, maar door ratelen en besteedde er niet teveel aandacht aan. Ze heeft echt een natuurtalent in werken met kinderen wat natuurlijk ook ideaal is bij gozerts. Toch kwam er een punt dat ze er uiteindelijk wel klaar mee was.

‘Hou je nu op anders ga ik mijn moeder facetimen!’ was het enige wat ze zei.

Haar methode werkte direct. Alsof er een ventieltje werd opengedraaid, zag ze Gozert zo weer leeg lopen, tot hij weer een klein zestienjarige mompelend jongetje was zonder de bravoure houding. Terwijl ik in gedachte de vergeten appeltaart at, luisterde ik naar haar verhaal wat ze in geuren en kleuren vertelde en grinnik hoe ze iemand zo snel op z’n plek kan zetten. Nobody puts Baby in the corner!

Mijn volwassen kinderen hebben mij tegenwoordig niet meer zo hard nodig. Ze staan behoorlijk hun eigen mannetje. Toch is het soms wel even fijn om te horen dat heel af en toe de ‘Mama’-kaart nog wordt getrokken. ‘Pas op of ik roep mijn moeder.‘ Ook al is dat ineens in een hele andere context dan 15 jaar geleden.

Aprilletje zoet

Aprilletje zoet

Aprilletje zoet geeft ook nog weleens een witte hoed.’ zeg ik tegen mijn zoon die me meewarig aankijkt. Het is Pasen. Het sneeuwt maar de zon schijnt. Het is donker maar er is een felblauwe lucht. Zelfs het weer kan vandaag niet beslissen hoe het zich voelt. Ik heb geen zin maar ik kruip toch achter m’n tekentafel. Belofte maakt schuld, wie A zegt moet ook B zeggen en meer van dat soort gezegdes en spreekwoorden die mijn kinderen nooit hebben geleerd op school.

Ik staar van mijn witte papier naar de witte sneeuw buiten. Ik heb alles al voorbij zien komen deze ochtend, storm, regen, hagel, sneeuw, zon. Net zoals er in mijn hoofd van alles is voorbij gekomen, vermoeidheid, doorzetten, stoppen, verdergaan, opgeven, desillusie, dromen, hoopvol, uitgeput, verdrietig maar blij. Geen idee waar het allemaal vandaan komt maar ik heb een vermoeden dat het komt door iets teveel hooi op de bekende vork. Misschien ben ik gewoon moe. Spotify speelt zachtjes het ene nummer na het andere af.

“No one can find the rewind button, girl
So cradle your head in your hands
And breathe, just breathe”

Ik ken de zangeres niet, het liedje kwam bij toeval in mijn lijst terecht. Ik luister naar de tekst zoals ik meestal doe bij nieuwe liedjes en kan een glimlach niet onderdrukken. Ik zie de sneeuwvlokjes als kleine witte veertjes naar beneden dwarrelen. Dwarrelende sneeuw heeft altijd iets kalmerends. Dan rinkelt mijn telefoon, een klant appt iets over haar website. Ik schud vermoeid mijn hoofd. Deze klant heeft er altijd een handje van om op officiële vrije- en feestdagen te bellen. Ik heb al vaker gezegd, dat ik dat erg vervelend vind maar ze heeft er maling aan. Ik voel de werkdruk en de stress in mijn schouders schieten. Ik zucht diep en leg mijn telefoon weer weg alsof daarmee de stress ook verdwijnt.

“There’s a light at each end of this tunnel, you shout
‘Cause you’re just as far in as you’ll ever be out
And these mistakes you’ve made, you’ll just make them again
If you only try turning around”

Ondertussen staat er nog steeds niets op het witte papier wat voor me ligt. Ik wil wel maar het lukt gewoon niet. Mijn hoofd zit te vol en het enige wat ik doe is staren naar de sneeuw die maar blijft vallen. Mijn telefoon rinkelt weer. Ik zucht en kijk wie het is. Deze keer is het een Penpal uit Ierland die me fijne paasdagen wenst. Daarna volgt een waterval aan verhalen en ik besluit hem te facetimen zoals hij altijd te pas en te onpas bij mij doet. Ik heb behoefte aan menselijk contact. Een stem in plaats van alleen tekst. Een gezicht in plaats van alleen een foto. Zelfs voor een introvert valt deze lockdown soms niet mee. Behalve mijn kinderen, mijn ouders en één keer in de week een vriendin, zie ik niemand.

Al snel verschijnt hij op mijn beeldscherm. We beginnen met de nodige beledigingen naar elkaar zoals we meestal doen. Hij zeurt over mijn kleding, gebrek aan make-up en enige vorm van vrouwelijkheid en ik zeur over zijn gezeur. Terwijl hij door ratelt, zet ik mijn telefoon tegen een standaard en begin te tekenen. Door zijn aaneenhoudende waterval aan informatie over de meest oninteressante dingen, is er in mijn brein geen plek meer voor andere gedachtes en het illustreren gaat weer een beetje als vanzelf. De toeristische route die hij voorstelt, voor wanneer ik na de lockdown naar Ierland kom, klinkt interessant en ik kan een glimlach niet onderdrukken bij de gedachte weer te kunnen reizen. Na ruim twee uur is zijn telefoon leeg en besluit hij een ommetje te gaan maken.

De sneeuw wisselt zich nog steeds af met zon maar mijn papier is ondertussen niet wit meer. Er komt weer wat uit mijn handen. Alhoewel ik blij ben dat er geen tijdsdruk op staat, wilde ik toch iets af hebben vandaag. Nog steeds voel ik me onrustig en heb ik een unheimlich gevoel wat ik niet van me af kan schudden. Misschien door het wegvallen van de werkroutine dit weekend, misschien gewoon vermoeidheid of de teleurstelling in een vriendschap. Hopelijk voel ik me morgen gewoon weer als vanouds omdat ik weer aan het werk moet, terug in mijn routine en geen tijd hebben om na te denken over dat soort zaken. Tot die tijd blijf ik gewoon ademen, illustreren en tussendoor staren naar de sneeuwvlokjes die naar beneden blijven dwarrelen als veertjes uit het kussen van vrouw Holle.

“Breathe, without you,
But I have to”

Recht in de hinderlaag

Recht in de hinderlaag

“What day is it
And in what month?
This clock never seemed so alive
I can’t keep up, and I can’t back down
I’ve been losing so much time”

Het is vrijdagochtend. Ik besluit om al vroeg mijn rondje te gaan lopen. Mijn week was zo belachelijk druk dat ik amper tijd had om adem te halen. De blues van het weekend ervoor verdween als sneeuw voor de zon, door mijn geweldige klanten die veren in mijn poezelige derrière bleven steken. Met een grote grijns nog van de avond ervoor, loop ik op de maat van de muziek naar het park.
‘Wat kijk je boos!!’ hoor ik ineens door mijn muziek heen. Twee oudere dames waggelen op niet al te hoge snelheid naar me toe. Ik moet even omschakelen voordat ik mijn eigen moeder en haar vriendin herken. Ik was me er niet van bewust dat ik boos keek. Het zal het zonnetje geweest zijn in mijn ijsblauwe ogen. Snel trek ik de koptelefoon uit m’n oren en maak een praatje. Al snel sluiten er nog twee senioren aan bij ons groepje, of ik voortaan met hun mee wil lopen want het is zo gezellig. Het huisvrouwenclubje snapt het concept van een bedrijf runnen en fulltime werken blijkbaar niet helemaal. Door het overweldigende gekakel vraag ik me stilletjes af hoe ik beleefd weer verder kan lopen.
‘Potverdikkie, wat een mooie blauwe ogen heb je.’ roept ineens de man naast me, die er ook bij is komen staan. Dat hoor ik wel vaker. ‘Heb je alweer een nieuwe vriend? Je straalt helemaal!’ Ik verslik me bijna in de hap lucht en kan nog net lachend nee schudden. Terwijl de man door ratelt over het laatste rampenscenario in mijn leven, springen mijn hersenspinsels van de vorige avond naar een mogelijk antwoord waar ze blij mee kunnen zijn. Uiteindelijk sta ik alleen maar dom te grijnzen. Ik ben ook altijd op het verkeerde moment op de verkeerde plek.
‘Nee hoor, geen vriend. Ik vind het prima om alleen te zijn. Ik heb het veel te druk met werk. Ik heb daar helemaal geen tijd voor.’ Mijn moeder springt in en roept dat ik dat wel vaker heb gezegd maar dat zij nu wel een geschikte partner zal gaan zoeken voor mij. Ik kijk haar aan met mijn ijsblauwe ogen in de hoop dat ze het antwoord begrijpt maar het lijkt niet aan te  komen. Ik ben onbewust recht in deze hinderlaag gelopen. Het groepje gaat nog even op door op mijn afwezige datingleven terwijl ik voorzichtig een paar stapjes achteruit zet. Eén van de vrouwen heeft het door. ‘Ga maar gauw hoor, je hebt vast meer te doen vandaag!’ Dat was het teken wat ik nodig had. Ik zeg ze vriendelijk gedag en doe snel mijn oortjes weer in zodat ik de wereld weer kan buitensluiten en weg kan zweven in mijn eigen wereld.
Ik trek mijn telefoon uit mijn jas en verstuur een bericht.’Ran into my mum and her friends on my way to the park. They said I look radiant, if I had a new boyfriend. How to explain that?’ verstuur ik met een knipoog.
Ik wacht niet op antwoord, stop mijn telefoon weer in m’n zak, kijk met mijn ijsblauwe ogen naar de helblauwe lucht, voel de zon op mijn gezicht en glimlach zo enorm dat ik er zelf om moet lachen. Soms kan het leven zo simpel zo mooi zijn en soms kan het zo zwart en lelijk zijn. Maar vandaag besluit ik te genieten van het leven. Gewoon omdat het kan. Omdat het de momenten zijn die je moet koesteren.
‘And it’s you and me and all of the people
And I don’t know why’
Halverwege mijn wandeling voel ik mijn telefoon trillen. Ik kijk snel en zie een smiley op mijn beeldscherm. Ik grinnik hardop. Ik zet de muziek wat harder, stop de telefoon terug in mijn zak en loop, met nog steeds diezelfde grijns, stevig door. Voor nu is het goed en morgen zien we wel weer wat de dag brengt!
‘There’s something about you now. That I can’t quite figure out’.