Dromerig staar ik naar de rode vuurzee die fel afsteekt tegen de donker wordende hemel. Een songtekst waar het allemaal mee lijkt te zijn begonnen, schiet door mijn hoofd. ‘That Arizona sky burnin’ in your eyes. You look at me and, babe, I wanna catch on fire.’ Ik kijk even opzij en kan een glimlach niet onderdrukken. Hij ratelt gewoon vrolijk verder terwijl ik af en toe uhuh en hmm zeg, net zoals de afgelopen dertien maanden aan de telefoon. Ik breng mijn blik terug naar het enorme rode wolkendek en kan nauwelijks bevatten dat ik hier echt ben. Niet Arizona maar Oregon.

Het is mijn eerste keer in Amerika. Twee weken quarantaine uit veiligheid, twee vaccinaties, één Covid test en drie vluchten om hier te komen. Het was een spannende reis of het allemaal wel zou gaan lukken. Aanvragen van ESTA en ETA om door Canada te mogen vliegen. Bijna geweigerd worden op de vlucht naar Vancouver, instructies om te wachten negeren, door de douane te rennen zodat ik de laatste vlucht naar Portland nog net kon halen, om uiteindelijk in Portland zonder koffer aan te komen. Het was het allemaal waard.

Alhoewel ik nooit echt een diep verlangen heb gehad, om naar dit land te reizen, voelde het, om de één of andere onverklaarbare reden, direct als thuis. Of zou dat door de persoon naast mij komen? Als we voor een verkeerslicht stoppen, zie ik jonge vrouwen, meisjes, met karton in hun vieze handen waarop een onleesbare tekst staat gekrabbeld, smeken om geld. De blik in hun ogen is leeg en ik voel een golf van medelijden omhoog borrelen. Hoe ben je hier terecht gekomen? Wat is jouw verhaal? Maakt je moeder zich zorgen of wil je haar zelf niet meer zien? Als ik onder de brug kijk, zie ik complete suburbs van tenten, bij elkaar geraapt afval en de tekst ‘happy holidays’ wat lijkt te zijn gemaakt van witte stenen. Dit noemen ze dan The land of the free?

‘Are you still listening?’
Ik schrik op uit mijn mijmeringen. Uhuh, knik ik snel en glimlach. Zonder op verdere reactie te wachten gaat ie weer verder met zijn verhaal. Als het licht op groen springt, rijden we weer. Een wolk van wiet dringt diep mijn neus binnen. Om high te worden in Portland hoef je zelf niets te kopen. Rij een rondje door de stad en je bent zo high als een papegaai.

Bij het volgende stoplicht strompelt een oude man gebogen voor ons langs. Hij heeft overduidelijk een wond aan zijn voet. Misschien is hij niet eens zo oud als dat hij lijkt, maar heeft het leven hem goed geraakt. Ik blijf me afvragen, wat hun verhaal is. Niemand kiest toch vrijwillig om zo te leven. Heel even denk ik terug aan mijn eigen leven. Tot twee keer toe verloor ik mijn huis, mijn thuis en was ik thuisloos. Met niet meer dan een rugzak, ging ik van bank naar bank, adresje naar adresje, maar nooit op straat. Heb ik geluk gehad, dat ik in een land als Nederland woon? Was het mijn vechterskwaliteit, waardoor ik een nieuwe draai aan mijn leven kon geven? Of gaf het leven mij af en toe een meevaller?

Ik zie groepjes jongeren bij hun tentenkamp staan en tel mijn zegeningen. Mijn leven is een aaneenschakeling geweest van tegenslagen en worstelingen om te overleven. Toch weigerde ik verbitterd te zijn en was ik elke dag opnieuw dankbaar voor het dak boven mijn hoofd en eten op tafel ook al was dat soms niet veel, het was er. Ik heb niet veel nodig om echt gelukkig te zijn. Deze aanblik bevestigde weer mijn gevoel, hoe fragiel het leven kan zijn en hoe dankbaar ik ben voor alles wat ik wel heb.

Niet veel later lopen we samen een Walmart in. ‘It’s not a big one, but it will do for now.’ Ik stap het ultieme Amerikaanse gevoel binnen en een overdaad aan eten en spullen schreeuwt me tegemoet. Ik kijk, observeer, ruik en voel. Overal waar ik kom, maak ik een mentale notitie die voor altijd als een herinnering in mijn geheugen wordt opgeslagen. Elke kleur, elke geur en elk liedje. Terwijl buiten deze deuren mensen met lege magen proberen te overleven, gooien binnen deze deuren anderen hun kar vol met eten wat is overgebleven van Thanksgiving en nieuwe dingen voor de kerst. Ineens voel ik dat iemand mijn hand grijpt.

‘Are you okay?’
Ik kijk hem glimlachend aan en knik: ‘Uhuh, just a bit overwhelmed’.
Over de speakers hoor ik ineens ‘Last Christmas’. Ik kan het niet helpen om een spraak memo op te nemen voor mijn zoon. Een spelletje wat ik vroeger altijd met de kinderen speelde in de tijd voor Kerst. Wie als eerste Last Christmas op de radio hoorde, had de Kerst van dat jaar gewonnen. Niet dat er iets te winnen viel, behalve de eer, was het toch elk jaar weer een soort van traditie tussen ons drieen. Er komt geen reactie en ik stop mijn telefoon weer in mijn zak, terwijl we naar de kassa lopen om af te rekenen.

Als we niet veel later met onze papieren zakken vol boodschappen terug lopen naar de auto, voelt het alsof ik in een Amerikaanse serie terecht ben gekomen. Het is ondertussen donker geworden en de bloedrode lucht is verdwenen. Ik zet de boodschappen op de achterbank en besef ineens dat, ook al is het nog 24 dagen voor kerst, ik nu al weet dat het kerstgevoel voor mij vanaf nu nooit meer hetzelfde zijn. Vanaf nu zal dit kerstgevoel, de bloedrode lucht, de kerstbomen op de daken van de auto’s en de kerstbelletjes voor altijd verbonden zijn met mijn reis naar Portland.

Loading