Selecteer een pagina
Plannen zijn er om veranderd te worden

Plannen zijn er om veranderd te worden

Het leek zo’n goed idee, even weg te gaan uit de stress van ziekenhuizen en onderzoeken. Gewoon even resetten in Relubbus om daarna weer enthousiast aan alle onderzoeken deel te nemen. Het thuisfront kon niet wachten tot ik vertrok dus ik besloot ook nog eens een dag extra er aan te plakken. Als ik op donderdag zou vertrekken, zou ik de vakantiedrukte voor zijn. Het was leuk bedacht. Zoals al mijn plannen, liep dit plan ook weer behoorlijk in de soep. Ik zeg niet voor niets: ‘plannen zijn er om veranderd te worden.’ als iemand me weer naar ‘mijn plan’ vraagt. Ik plan doorgaans niet. Ik weet dat er toch nooit wat van terecht komt. Daar heb ik ooit besloten om gewoon bij de dag te leven. Scheelt een berg aan energie doordat ik niet meer hoef te plannen of plannen te wijzigen. Of gestrest te raken dat mijn plan wijzigt.

In de dagen voor mijn vertrek, stapelden de problemen zich al op. Kleine dingetjes, dat wel, maar toch van die dingetjes die mij het gevoel gaven, dat ik beter thuis kon blijven. Ik rook de ellende in de lucht. Ik probeerde het weg te wuiven, pakte zorgvuldig mijn koffer en mijn tekenspullen in om alsnog gewoon naar Cornwall te rijden.

Zoals altijd, sliep ik weinig op de avond voor vertrek. Op de één of andere manier ben je toch onbewust bezig met de reis, niet willen verslapen, de trein niet willen missen. Om kwart voor drie ’s nachts was ik klaar, helemaal, wakker. Ik besloot er maar uit te gaan, te ontbijten en mijn laatste spulletjes te pakken. Eenmaal aangekleed en klaar voor vertrek, zei ik het thuisfront nog even gedag en vertrok uiteindelijk 3.40 richting Calais.

Ik moet toegeven dat het geen geweldig besluit was geweest om zo moe te gaan rijden maar ik had geboekt dus ik moest wel gaan. Toen het in België ook nog flink begon te regenen en waaien, kreeg ik steeds meer moeite om op de weg te blijven. Ik had maar één doel voor ogen en dat was de trein halen. Veel te vroeg kwam ik al om half zeven aan in Calais. Mooi! Ik zou vast een vroegere trein krijgen. Helaas! Ik werd gewoon voor 7.55 geboekt. Ik kon er mee leven. Uit ervaring wist ik dat ik dan alsnog op tijd in Cornwall zou aankomen. Ik pakte, echt Hollands, mijn thermoskannetje en mijn pakje boterhammen uit mijn tas en scrolde wat door mijn Social Media heen.

Rond half acht plaatselijke tijd kwam ik aan in Folkestone. Zoals altijd reed ik eerst naar Tesco voor boodschappen en benzine. Traditiegetrouw was de kassière weer uitermate lief en vriendelijk en nog net zo traag. Ach who cares om half acht ’s morgens.  Ik had mijn natje en m’n droogje voor de komende dagen, mijn auto zat vol met benzine. Het laatste stuk van de rit kon beginnen. Vol goede moed reed ik in zeven uur naar Relubbus. Gekkenwerk! Maar ik was moe en ik wilde er gewoon zijn!

Om 14.24 plaatselijke tijd reed ik vrolijk het park op. Iedereen zwaaide vrolijk en ik zwaaide vrolijk terug. Wat is het hier toch altijd heerlijk. Totdat er ineens, 50 meter voordat ik bij mijn caravannetje was, een hysterische dame voor mijn auto sprong. Ik trapte verschrikte op de rem. Vijftig meter! Ik kon hem zien. Ik kon hem net niet aanraken. Toen ik op dat moment met een glimlach mijn raampje opendraaide, had ik geen idee wat me te wachten stond. Op bijna hysterische legde ze me uit dat ik het park niet op mocht.
‘What?’ vroeg ik stamelend. Ik ben moe maar niet zo moe dat ik waanideeën ga krijgen. Het park is tot 15 februari gesloten. Iedereen heeft er een brief over gehad. Het heeft op alle social media kanalen gestaan. Ik had het moeten weten, beet ze me snibbig toe. Ik voel de tranen prikken en stamel waar ik dan heen moet, ik ken hier niets. Dat interesseerde haar weinig. ‘De manager komt zo, vraag het maar aan hem!’ Beet ze me lelijk toe. ‘Maar ga er maar niet vanuit dat je kunt blijven.’

Ik parkeer de auto op de parkeerplaats en zie rechts van mij, de caravan staan. Zo dichtbij en toch net niet. Story of my life, denk ik bij mezelf. De tranen prikken niet meer maar stromen, net zo wild als het beekje naast me, over mijn wangen. Wat moet ik nou?
Niet veel later komt de manager met zijn vrouw. De manager die altijd met een vriendelijk woord en grapje klaar stond, blijft nu achter z’n vrouw in het donker staan. Ook zij zegt snibbig dat ik weg moet. Waar is de Cornische vriendelijkheid gebleven? Ik heb  twaalf uur gereden. Ik ben duizelig van vermoeidheid, er is een probleem en er wordt nog geen kopje thee aangeboden.

Hier blijven staan heeft geen zin. Ik druip af. Ik voel de ogen van de twee snibbige vrouwen als laserstralen in mijn rug branden. Als ik het kronkelende weggetje weer af rijd terug naar de doorgaande weg, stromen de tranen onophoudelijk. Het voelt een beetje als 1997, het jaar dat ik ineens voor een paar maanden dakloos en thuisloos was. Of 2003 toen de banken mij, m’n peuter en m’n baby het huis uit wilde zetten omdat Ex niet alleen ons, maar ook de banken had opgelicht. We stonden praktisch op straat. Zoveel oud zeer kwam er ineens naar boven in een overweldigende paniekreactie.

Ik parkeer mijn auto bij een KFC. Mensen die langslopen kijken raar. Gelukkig ben ik niet de enige met een slechte dag. Een stukje verderop staat een vrij corpulente vrouw, met een te vaak gebleekt permamentje, overdreven hard te krijsen tegen iemand in de auto. Ik vermoed dat het haar partner was. Door mijn tranendal heen moet ik er om grinniken. Dit verzin je niet. Dit is mijn leven. Daar sta ik dan weer, met m’n koffertje, op een parkeerplaats, zonder verblijfplaats terwijl Coronation Street, achter mij een scene aan het oefenen is. Ik probeer heel hard mijn tranen weer weg te slikken. Vriendlief belt. Hij heeft uiteindelijk een hotelkamer gevonden, niet heel ver van mijn parkeerplaats vandaan. Het is maar 15 minuten rijden. Bijna alles was of vol of gesloten. Ik zag het positieve er maar weer van in. Ik heb vast een kamer met bad.

Ik start de auto en rij dezelfde weg terug als dat ik gekomen ben. Voor een tiende seconde vergeet ik het links rijden en rechts kijken. Een meneer van rechts ziet me niet kijken en remt zodat ik tijd heb om hem te zien. Dat zou er nog bij moeten komen, een auto-ongeluk. De positieve nooit is dat ik dan in ieder geval wel een bed heb voor vannacht.

Niet veel later sta ik bij vriendelijke Joy aan de balie van het hotel. ‘Alright love, because you are a woman travelling alone, I put you in a room close to me. I don’t want you all alone on the other side.  That’s too dangerous. It’s the room for disabled people so it doesn’t have a bath. Do you mind?’ Ik zucht onhoorbaar en knik dat alles goed is, als ik maar een bed, wc en douche heb. Op dit moment maakt het me allemaal niet meer uit. Achter me staat een vriendelijke reus rustig te wachten tot Joy klaar is met het papierwerk. Hij lacht me vriendelijk toe. Het is Cornwall, dat gaat traag, zeker wanneer ze tussendoor ook nog haar radio programma moet volgen. *geluid weer wat harder* Mompelend commentaar van Joy naar mij. Ik knik weer automatisch terug. *geluid weer wat zachter* Uiteindelijk heeft ze toch alles voor elkaar gekregen. Ze geeft mij de papieren en ik sjok naar mijn kamer. Het is koud en kil maar er staat een groot bed.

Nadat ik een kop thee heb gemaakt en mijn dinner, lees: bountyreep, oppeuzel,  open ik mijn laptop om al mijn werkmail af te handelen. Mijn hoofd duizelt van vermoeidheid. Maar dit moet. Dit stond gepland voor vandaag als ik gewoon om half drie in mijn caravan had gekund.

Daar zit ik dan, met de ene helft van mijn spullen, zoals adapters, tandpasta en shampoo, in de caravan en de andere helft, mijn kleding, m’n tekenspullen, nog in de auto. Digital nomad krijgt zo ineens een hele andere betekenis. Ik twijfel even of ik niet gewoon naar huis moet rijden. Weg van hier. Maar ik besluit te blijven. Ik ben te moe om te rijden. Misschien kijk ik er morgen anders tegen aan. Ik weet dat ze in Cornwall altijd wat achterlopen maar wanneer er in de informatie staat, dat het park dicht is in januari, zou het volgens mijn kalender nu toch echt open moeten zijn.

Voor nu heb ik in ieder geval een slaapplek. Ik lig veilig dichtbij Bulldog Joy die mij met ongekende krachten zal beschermen. De rest komt later!

 

Geef me lucht

Geef me lucht

‘Ik ga naar Engeland.’ zeg ik ferm tijdens een family meeting. ‘Ik vertrek donderdag en blijf anderhalve week weg.’ Iedereen kijkt me enigszins in shock aan. Ik ben nooit zo van het ineens weggaan. Ik voel teveel verantwoordelijkheid voor alles en iedereen. Té vaak trek ik mijn superwomanoutfit aan en vlieg naar de ramp in mijn rode autootje.
‘Veel plezier.’ zegt zoonlief en sjokt weer terug naar zijn game. Voel de liefde van je puberende kinderen, denk ik bij mezelf.

De knop ging om na een bezoek aan mijn ouders. Mijn vader, die een zware decembermaand had gehad door een operatie, is ondertussen prima hersteld. Alleen zijn HB gehalte blijft wat laag. Eet maar wat extra ijzer, had de dokter gezegd, als dat niet helpt dan eventueel ijzerpillen of een infuus. Mijn vader zei stellig dat hij ziek wordt van ijzerpillen, net als ik, en dat hij per direct een infuus wil. Ik grinnikte. ‘Tuurlijk, pa, ze staan direct voor je klaar.‘ Hij kijkt me aan en bevestigt dat dat zo is. ‘Ja, je moet dat gewoon eisen. Ik wil dat en ik wil dat nu!‘ zegt hij. ‘Ik ga eind van de maand op vakantie en ik ga niet nog een maand wachten tot de waarde omhoog gaat.’ Precies dat. God forbid dat je een maandje langer moet wachten, denk ik bij mezelf. Dat je je lichaam zelf laat herstellen. Dat je drukke leefschema in de war wordt gegooid zoals ie bij mij al jaren door de war wordt gegooid.

Ik knik. Ik weet dat een weerwoord naar hem verspilde lucht is. Ik zuig een hap zuurstof naar binnen. Zuurstof wat nergens heen kan, want ik heb ook geen ijzer in mijn bloed. Een probleem waar ik al meer dan twee mee worstel. ‘Neem maar een ijzerpil.‘ zeiden de dokters. ‘Eet maar wat gezonder.’ Ik werd steeds zieker. Ze stuurden me van deurtje naar deurtje, de ene -oloog na de andere, terwijl mijn leven doorging en toch ook stil stond. Een leven waarin ik ouders in het holst van de nacht naar de spoedeisende hulp breng, met dochter naar het andere ziekenhuis, waarin mijn werk projecten gewoon doorgaan, net als mijn huishouden. Iedereen die aan me trekt, wat van me nodig heeft. Ik eiste een infuus. Ze lachten me uit. Ik zucht nog een keer diep, hopelijk blijft er wat zuurstof aan dat ene verdwaalde ijzerbolletje hangen. Het voelt alsof je continue in een plastic zakje ademt.

Ik gun het m’n vader echt hoor. Met alle liefde. Maar waarom krijgt hij binnen 24 uur de hulp die hij eist en moet ik er maar mee leren leven. Ik wacht al twee jaar. Ik krijg geen infusen of injecties want ik ben ’te jong’ Ik koop mijn eigen ijzer infuus in een privékliniek en voel me voor een maandje heel even beter. Een ijzerinfuus is een verschil van weer kunnen leven of bijna dood zijn. Waarom beginnen ze voor hem direct te rennen en hoor ik dat ik er maar mee moet leren leven. Waarom zit het bij hem altijd mee en bij mij altijd tegen. Als ik hem probeer uit te leggen dat ik me zo al twee jaar voel, wuift hij dat weg. Onzin! Ik voel me door iedereen onbegrepen, niet gehoord. Je ziet niets dus er is niets. Ik doe nog alles wat ik moet doen, op 10% van normale energie,  dus het zal wel wat overtrokken reactie zijn. Ik vraag me weleens af hoeveel ik kan bereiken als ik 50% energie had of 100%. Zou mijn wereld dat aankunnen? Ondertussen blijf ik glimlachen naar de buitenwereld terwijl mijn lichaam pijn doet. Heel veel pijn.

Ik heb lucht nodig. Lucht en ademruimte. Als ik weer thuis ben, boek ik direct een ticket naar Engeland. Alleen. Ik wil ademen. Ik wil me goed voelen. Ademruimte. Rust. Even niet meer rennen en hollen voor iedereen maar gewoon stilstaan. Ik wil me niet onbegrepen voelen. Ik wil gewoon even ‘ik’ zijn. Want als ik terug kom, staat de volgende -oloog alweer te wachten met slangetjes en onderzoeken om daarna opnieuw te horen dat ik er maar mee moet leren leven.

Morgen misschien

Morgen misschien

Vlak voordat ik naar bed, ga scroll ik nog even door m’n instafeed. Ik zie stuk voor stuk mooie illustraties, zelf gepubliceerde boeken en ander kunstige dingen voorbij komen. Ergens ben ik een beetje jaloers. Ik wil ook mijn illustraties, zelf gepubliceerde boeken en kunstige dingen posten. Gedurende de dag word ik meestal opgeslokt door de dag zelf. De grafische design opdrachten wachten ongeduldig in m’n mailbox. De website deadlines knipperen op Whatsapp en dan piepen er ook nog onbeluisterde voicemails. Wanneer het geen werk is, dan vlieg ik wel voor een kind of een ander familielid wat hulp nodig heeft. Ik ben altijd druk.

Elke morgen loop ik langs de openstaande deur van mijn tekenkamer en kijk wat weemoedig naar binnen. Morgen misschien, denk ik bij mezelf en stap in de ratrace van de dag. Ik ren. Ik race. Ik vlieg. Ik hol. Totdat de avond weer valt en ik opnieuw, zuchtend, langs de openstaande deur van mijn kamer loop, zonder dat ik ook maar één illustratie af heb kunnen maken. Mijn schrijfsels laat ik tegenwoordig niet meer wachten op de tijd, die krabbel ik snel in mijn telefoon, net voordat ik in slaap val.

Morgen misschien, denk ik opnieuw als ik het licht uit klik. Ik scroll nog even door mn instafeed en zie boek na boek voorbij komen, illustratie na illustratie. Bij elke ‘like’ die ik geef, plopt er weer een nieuw idee in mijn hoofd. Er zit nog zoveel in m’n hoofd wat gemaakt moet worden, geschreven moet worden, er is alleen zo weinig tijd. Ik wil nog zoveel.

Voor morgen zet ik m’n wekker een uurtje vroeger. Als ik nou een uurtje eerder begin, denk ik bij mezelf. Ach, wie probeer ik voor de gek te houden. Morgen is het ook deadlinend druk. Maar heel misschien de dag er na, als het weekend is, net voordat de drukte op maandag weer begint, misschien is er dan een uurtje waarbij ik heel even kan verdwijnen in mijn eigen wereld.

Goede voornemens

Goede voornemens

We hebben het er allemaal over, in de laatste week van het oude jaar en in de eerste week van het nieuwe jaar; goede voornemens. Persoonlijk heb ik niet een jaarwisseling nodig om een goed voornemen te starten. Dit jaar was dat anders. Zo tegen het eind van 2019, was ik echt klaar met dit jaar. Klaar met de bullshitters, klaar met het Oud-Hollands ‘Smeken-Voor-Centen’ en klaar met het overleven. Ik ben er klaar mee. Nee echt, ik ben er nu écht klaar mee.

Het is nog maar net 2020, als ik plichtsgetrouw het laatste kwartaal van mijn boekhouding bij elkaar zit te fröbelen. Ik leg een berg aan onbetaalde facturen opzij, met hun ben ik klaar! Terwijl ik druk in gedachten bezig ben, gaat mijn telefoon. Het is mijn nieuwe huisarts. Ik ben ook klaar met mijn vorige huisarts. Mijn nieuwe huisarts had mijn bloeduitslagen onder ogen gekregen en hij snapte het niet. Ik snap het nog minder. We snappen allebei wél, dat het niet best is. ‘Wat wil je zelf?’ vraagt hij vriendelijk. Ik ben even van mijn stuk gebracht door zijn vriendelijke stem. Ja, wat wil ik eigenlijk? Mijn oude huisarts riep geïrriteerd, als hij me weer zag, ‘ben je daar nou alweer met je gezeur?’ Ik hoor mijn nieuwe huisarts geduldig wachten op antwoord. ‘Het liefst wil ik weer een infuus maar ik weet ook dat er naar de oorzaak gezocht moet worden. Ik kan toch moeilijk elke maand aan het infuus.’ Hij stemt toe en stuurt me door naar een nieuwe specialist waar ik zelf nog nooit van had gehoord.

Ik besluit daarop de reumatoloog weer af te bellen. ‘Dus u wilt uw afspraak niet verzetten maar echt afzeggen?’ vraagt de aardige dame aan de andere kant van de lijn. ‘Ja, precies! Ze hebben iets in mijn bloed gevonden wat de oorzaak zou kunnen zijn van de reumatologische pijn.’ leg ik haar uit en denk daarna, of eigenlijk, ze hebben niéts gevonden, iets wat er wél had moeten zijn. Ze cancelt de afspraak en bedankt me voor het doorgeven.

Voordat ik terug wil duiken in de papierwinkel, zie ik een mailtje binnenkomen met de titel ’10 succesprincipes voor 2020′. Ik scroll er door heen. Bij nummer 6 en 9 begin ik te glimlachen.

6. Laat in 2020 los wat niet werkt
In gedachten had ik dat al gedaan. Dag klanten die me energie kosten. Dag klanten die nooit betalen. Dag werk wat ik helemaal niet leuk vind.

9. Tolereer geen sh*t meer in je leven
Vooral dit! Ik hang het op boven mijn bureau. Nee! Gewoon nee! Als iemand weer bij mij aanklopt met een té mooi verhaal, een smeekbede of een project dat gister af moest maar we betalen in 2030 of er is gewoon geen budget. Ik ben mijn hele leven al een push-over geweest. Ik geloofde heilig in Karma en dat soort shit, wie goed doet, goed ontmoet maar ik ben er achter gekomen dat de wereld zo niet in elkaar steekt. No more bull sh*t! Ik ben er klaar mee.

Wat ik wel ga doen dit jaar is hopelijk beter worden, of dat nu met maandelijkse infusen is of iets anders, ik moet in ieder geval beter voor mezelf zorgen zoals ik ook voor iedereen om me heen heb gezorgd. Ook gaat mijn tweede kinderboek er komen, of jullie dat nou leuk vinden of niet. Want ik vind het wel leuk en een belofte aan mezelf is meer leuke dingen doen. Er staan alweer genoeg leuke opdrachten te trappelen voor het komend jaar, nieuwe samenwerkingen worden gesmeed, nieuwe reizen gepland en ik hoop dat mijn picturebookpublisher website, ja het is een mond vol, een succes wordt want dat zou mijn leven een stuk leuker en makkelijker maken. En een leuk leven is wat ik, na al die jaren bull sh*t, ondertussen wel verdiend heb!

2020; het nieuwe decennium

2020; het nieuwe decennium

 

Waar was jij toen het afgelopen decennium begon?‘ vraag ik aan vriendlief tijdens het ontbijt. Hij moet even nadenken. Ik kan me namelijk niet echt een bijzondere jaarwisseling herinneren toen het nieuwe decennium begon. Nu lijkt het ineens een big deal te zijn. ‘Ik bedoel dus 2009 naar 2010.’ voeg ik er nog even aan toe, aangezien zijn geheugen niet de beste is. ‘Ik woonde in Canada.’ zei hij na een lange bedachtzame pauze. ‘Dus in de afgelopen tien jaar heb je in Canada gewoond, ben je na tien jaar terug verhuisd naar Engeland, getrouwd, 2 kinderen gekregen, gescheiden, tientallen keren verhuisd, je moeder begraven en naar Nederland verhuisd?‘ Hij knikt bevestigend. ‘En jij?‘ vraagt hij. ‘Wat heb jij het afgelopen decennium gedaan?‘ Ik kijk hem aan. ‘I survived!

Als ik later de ontbijtrommel weer opruim, probeer ik te bedenken waar ik was, toen het vorige decennium begon. Waarschijnlijk samen met mijn kinderen bij mijn ouders, want dat was wat we elk jaar deden. Ik besluit Facebook erop na te slaan maar zelfs mijn Facebook was nog niet echt actief in 2010. Als ik door het decennium scroll, zie ik heel veel paarden, ik mezelf mijn tienjarige zoon uitzwaaien, die voor tien dagen naar Japan gaat. Ik zie hem weer thuiskomen, om daarna drie dagen in het ziekenhuis liggen met een blindedarmontsteking en buikvliesontsteking. Dochterlief belandt vooral heel veel op de Eerste Hulp en pas in het laatste kwartaal van 2019 belandt ze ook een nacht in het ziekenhuis. Momenten waarop je zou willen dat je steun had in een partner. Ik sloeg me er alleen doorheen zoals alleen ik wist hoe ik dat moest doen. Ik worstelde, vocht, ploeterde, kwam boven en zonk even hard weer naar beneden maar kwam altijd weer boven.

Ik zie een hoop selfies die toen nog geen selfies heetten maar gewoon foto’s van onszelf bij gebrek aan een vierde persoon. We gingen op vakantie naar België, Lesbos, Australië, Engeland en Turkije, al dan niet met z’n drieën. Er kwamen nieuwe mensen op ons pad waarvan we er, gelukkig, ook weer een heleboel zijn kwijtgeraakt. Er kwam ook een oude bekende heel even terug van ‘vakantie’. Gelukkig verdween ook hij snel weer terug naar waar hij vandaan gekropen was. Het enige wat ze stuk voor stuk achterlieten was een nare herinnering en een wijze les.

We namen afscheid van onze ouwe, trouwe zwarte kat en kregen een jonge, irritante volvraat  er voor terug. Ook Willem de baardagaam heeft dit decennium niet overleefd. Ondanks dat ik geen honden- of paardenpersoon ben, kreeg ik heel veel honden te logeren en had ik keer op keer een paard in de tuin, niet in de gang. Ik zag met overdreven veel trots allebei mijn kinderen 18 worden. Ook kreeg ik er twee bonuskinderen bij.

Ondanks dat het zwaar was, als alleenstaande moeder, genoot ik zoveel van mijn kinderen als gewoon moeder. Buiten het feit dat ik ploeterde als zelfstandig ondernemer, vond en vind ik mijn werk als grafisch ontwerper geweldig. Ik realiseerde dromen. Ik kwam verder dan ik ooit verwacht had en ik was sterker dan ik ooit vermoed had. Maar het was ook het decennium waarin ik moest accepteren dat een chronische ziekte, echt chronisch is. Dat rechtszaken uit het niets kunnen ontstaan en dat verkeerde diagnoses tot veel ellende kunnen leiden.

‘Wat vliegt de tijd toch, als je achterom kijkt.‘ mompel ik tegen de kat. Ik kijk terug op 2010-2020 met de bekende lach en traan. We hebben zulke mooie momenten meegemaakt. Ik heb gelachen tot ik huilde en gehuild totdat ik uiteindelijk weer moest lachen. Ik heb gevlogen, ben neergestort en als een feniks uit de as weer herrezen om weer hoger dan hoog te vliegen. Op naar de sterren en daar voorbij. Ik heb mijn eerste boek gepubliceerd. Ik heb mijn kinderen volwassen zien worden en mijn ouders hulpbehoevend. Mijn vader hield, denkbeeldig, mijn hand vast, toen we bij de advocaat zaten voor de twee rechtszaken die gepland staan. Ik hield, denkbeeldig, mijn vaders hand vast, toen ik hem voor de zoveelste keer naar de spoedeisende hulp racete. Het leven geeft je altijd een curve ball. Net wanneer je denkt dat je het snapt, komt er een twist die je niet zag aankomen.

Tien jaar later, tien jaar ouder, tien jaar wijzer en tien kilo zwaarder. Ik heb nog een paar uur voordat de klok twaalf slaat en dit decennium niet meer is dan een herinnering. Wat zal er de komende tien jaar op ons pad komen. Wie komt erbij en wie valt er weg. Ik kan niet anders dan met beide voeten en vol goede moed het nieuwe decennium in te springen. Op goed geluk!