mrt 15, 2020
Hij en ik wisten het al een tijdje, de datum van zijn eerste rij-examen. Ik had met dochterlief al genoeg ervaring opgedaan om te weten dat het verspreiden van die datum niet veel goeds brengt. Ten eerste blijft iedereen vragen of je zenuwachtig bent, of je denkt dat je gaat slagen en meer van dat soort onzinnige vragen waar je niets mee kan. Ten tweede, mocht je zakken, moet je iedereen, met lood in je schoenen, vertellen dat je gezakt bent. Beide punten liggen niet in de aard van mijn zoon (of in mijn aard) dus we hielden het geheim. We spraken er zelfs samen niet eens over.
Op die vreselijk vroege ochtend van 26 februari liep hij enigszins nerveus de deur uit. Zoals bij elke andere les riep ik enthousiast: ‘SUCCES!’ om er vooral geen extra spanning aan toe te voegen. Maar wat was het spannend! De tijd tikte, langzamer dan anders, voorbij terwijl ik nagelbijtend achter mijn beeldscherm zat.
Tot ik herkenbaar geklets op de parkeerplaats hoorde (ja, ik heb het gehoor van een grote wasmot). Ik spiek stiekem vanachter het gordijn en ik zie zoonlief, met de grootste grijns die ik tot nu toe ooit op zijn gezicht heb gezien, aan komen lopen. Ik trek de deur open en vraag de meest stomme vraag in mijn leven: ‘En? Geslaagd?’ Hij rolt met zijn ogen en knikt.
Pas nadat hij is bijgekomen van de ochtend, komt het hele verhaal eruit. Alsof de informatie even verwerkt moest worden in zijn hoofd. Over de route, de examinator, de gespreksstof, hoe hij reed en dat ie eerst dacht dat ie gezakt was maar toen toch geslaagd. Ik knal zowat uit elkaar van trots. Binnen een jaar en in één keer zijn rijbewijs gehaald!
Diezelfde middag gaan we het gelijk aanvragen op het gemeentehuis. ‘Met spoed graag.’ zeg ik tegen de mevrouw achter de balie, die me aankijkt met een gezicht alsof er weer zo’n verwend, rijkeluiskindje voor haar zat. Ik trek me er niets van aan. Ik weet hoe hard ik hiervoor heb moeten werken. De volgende dag kan hij zijn rijbewijs al ophalen. Nog een beetje onwennig stapt hij in zijn Ford Kaatje om zijn eerste rondje te gaan rijden. Vanaf dat moment is het hek van de dam. Ik hoef geen boodschapje meer te doen want ik heb mijn persoonlijke bezorgservice.
Zelfs voor mijn dagopname in het ziekenhuis kon ik nu gewoon zeggen: Zoon, jij brengt me. Dochter, jij haalt me op! Het heeft wat mogen kosten, maar dan heb je ook wat! Je eigen persoonlijke taxi- en bezorgdienst.
feb 21, 2020
Het eind van deze trip komt in zicht. Wat ik niet meer verwachtte, gebeurde toch. Ik begon me beter te voelen. Had ik nou serieus energie? Na een hele week binnen te hebben gezeten, vond ik het op donderdag tijd worden, om een frisse neus te halen. Het was eindelijk even droog dus ik besloot naar Penzance te gaan. Het deed me goed. Na een week voelde ik eindelijk de stress weg ebben, snuffelend door de kleurrijke charity shops, op zoek naar wéér een nieuwe tas. Wat is het toch moeilijk om de perfecte tas te vinden. Zouden doorsnee vrouwen daarom zoveel tassen hebben?
In één van de vele overvolle winkeltjes, hoor ik een moeder aan haar zesjarige dochter vragen, hoe de blauwe pet haar staat. Ik zie de pet. Ik wil de pet. Ik krijg de pet. Het kind haalt haar schouders op en mompelt: ‘whatever’ Ik rol één oog naar mijn achterhoofd vanwege haar opmerking maar hou de andere op de blauwe pet. ‘Leg hem terug!’ sis ik in mijn hoofd. ‘Leg terug! Nu!’ De vrouw keutelt nog wat rond met de pet in haar handen voordat ze de pet uiteindelijk toch terug legt. Zou ze me gehoord hebben? Heb ik superpowers en kan ik iemand z’n gedachten binnendringen. Lang om er over na te denken, had ik niet. Casual pak ik de pet van het rek en loop direct naar de kassa. Tussen pettenrek en kassa greep ik ook nog de perfecte tas mee. Mijn dag kon niet meer stuk.
Met een blij en voldaan gevoel kwam ik thuis. Eekhoorn zat met zijn armpjes over elkaar op me te wachten. Hij had nog steeds honger. Kwebbelend tegen Eekhoorn strooi ik zijn eten weer op het rekje. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Het voelt goed om me weer even goed te voelen. Omdat ik me goed voel, besluit ik de volgende dag iets leuks te gaan doen, in plaats van weer te werken. Ik pak de toeristische boekjes, die ik verzameld heb, erbij. Ik wil iets anders dan waar ik al geweest ben; the lost garden of Heligan! Daar ga ik heen. Het klinkt als een sprookje.
De volgende ochtend twijfel ik nog een beetje, voel ik me goed genoeg. Ga ik wel, ga ik niet. Wat als ik verdwaal, vast komt te zitten, niet verder kan. Wat als ik al mijn energie op maak en dan weer niks kan doen. Alle doemscenario’s en paniekaanvallen trekken aan me voorbij voordat ik besluit, gewoon maar weg te gaan. Ik tik het adres in de navigatie en vertrek. ‘At the end of the road, left and then again left.‘ zegt de vrouwelijke stem. Waar stuurt ze me in Godesnaam heen? Daar is helemaal geen weg. Ik doe toch wat ze zegt. Het blijft wel degelijk een weg te zijn. Alhoewel, het mag eigenlijk de naam ‘weg’ niet hebben. Mijn navigeerdame blijkt een zure, Engelse dame te zijn, die mij van Relubbus naar Heligan over alle Cornische landweggetjes stuurt, die ze maar kan vinden. Dit was dus mijn grootste angst. Maar hallo, mensen, zie mij hier eens over de smalle, ondergelopen weggetjes racen alsof ik hier al jaren woon. Schijtbenauwd om een trekker of iets anders tegenliggend tegen te komen, blijf ik het gas er ophouden. Ik wijk voor niemand, is mijn stelling. Gelukkig kwam ik ook bijna niemand tegen.
‘Turn right HERE’ gilt ze ineens. Ik sta op een brug. Er is geen right. Ook geen left. Mijn leven is niet zó zwartgallig dat ik met auto en al van de brug wil springen. Ik besluit om te draaien en niet meer naar haar te luisteren. Ik volg ouderwets te borden en kom uiteindelijk na 1 uur en 20 minuten, rete-trots, aan bij de secret garden of Heligan.
Ik had niet verwacht, dat het zo druk zou zijn. De ’tuin’ is enorm. De tuin is ook enorm vol met moeders met schreeuwende kinderen. Nadat ik mijn kaartje gekocht heb, loop ik met de gekregen landkaart in mijn handen door naar de tuin. Ik kijk naar de kaart en ik kijk naar de borden. Zoonlief, waar ben je als ik je nodig heb. Ik ben zo vreselijk slecht in kaartlezen en navigeren. Uiteindelijk begin ik maar gewoon met lopen en kom al snel in een gebied waar niemand wil zijn. Ik geniet van de stilte. Ik geniet van de wandeling. Ik geniet van de natuur. Ik blijf lopen tot ik alles gezien heb.
De batterij was na 25 minuten al leeg, toch bleef ik lopen. De frisse wind door mijn haren. De rust om me heen. Het doet me goed. Uiteindelijk sta ik twee uur later weer bij de uitgang. Ik ben uitgeput. Duizelig door zuurstof gebrek. Mijn hoofd bonkt, mijn benen doen pijn. De waarheid ramt me weer knetterhard om de oren. Uitgeput plof ik in de auto. Op de automatische piloot rij ik terug naar Relubbus, terwijl ik de landweggetjes probeer te vermijden.
Als ik mijn auto voor de deur parkeer, kijkt een hele dikke Chinese eend me recht aan. ‘Hallo,’ zeg ik tegen hem, ‘en wie ben jij?’ Hij houdt zijn koppie even scheef, alsof ie wil zeggen: ‘Je snapt toch wel dat ik alleen ducks praat?‘ Terwijl ik door blijf praten tegen hem, draai ik de deur van het slot en pak wat lekkers voor hem. Hij kijkt me dankbaar aan. ‘Je had wat eerder moeten komen, vriend, ik ga zondag alweer naar huis.‘ Ook Eekhoorn staat ongeduldig te tappen met z’n voetje. ‘Jaja, ook jij krijgt nog wat lekkers.‘ zeg ik tegen hem. Ik ga mijn vriendjes hier wel weer vreselijk missen.
Eenmaal binnen draai ik snel het gaskacheltje op hoog. Het is koud. Met een kop thee kruip ik op de bank. De komende 24 uur zzal ik weer compleet dood zijn. Mijn batterij moet opladen voor de terugreis. Ik heb dat goede gevoel en dat beetje energie wat ik had, helemaal moeten inleveren. De tol is hoog. Toch ben ik blij dat ik gegaan ben. Zij die er mee moet leren leven, ligt voor nu aan de oplader.
feb 16, 2020
In mijn ooghoek zie ik hem, als een roadrunner, van de ene kant naar de andere kant van de kamer rennen. Een enorme zwarte renspin. Ik spring op. Waar is hij gebleven? Op m’n tenen sluip ik, alsof hij me in een karategreep op de grond kan smijten, naar de keuken om een glas te pakken. Bewapend met het glas in mijn hand, wiebel ik wat aan de eettafel. Hij sprint weg. Ik gil. Ik spring. Hij verstopt zich nu weer in de andere hoek. Ha! Nu kan ik je van achter aanvallen. Supersnel zet ik het glas over z’n hoofd. Als een nascarwagentje wat aan het driften is, rent hij keihard rondjes onder het glas. Ik kruip weer op de bank en staar naar zijn absurde, haast neurotische rondjes rennend gedrag. Ergens heb ik ook wel weer medelijden met hem. Empathisch als ik ben, snap ik zijn gevoel, opgesloten in een kleine ruimte, niet vrij kunnen ademen of bewegen. ‘Stuck in a moment’ Maar dan opeens zie ik hem niet meer voorbij komen racen. Ik staar naar het tapijt rond het glas, hij zou er toch niet onder vandaan zijn gekropen. Ik kijk nog een keer goed in het glas en zie een opgerold bolletje met acht pootjes. Verrek. Hij heeft zijn situatie geaccepteerd en is in een hoekje in slaap gevallen. Gevoelsmatig wil ik eigenlijk een klein dekentje over hem heen leggen. Wat een bizarre spin. Als hij morgen wakker is, zal ik hem buiten vrijlaten in het bos, met de vraag of hij alsjeblieft niet terug wilt komen.
Als ik de lichten in de woonkamer uit heb ik gedaan, sjok ik naar de slaapkamer. Mijmerend vraag ik me af, of ik, net als die spin ook mijn situatie moet accepteren? Hoe vaak is er tegen mij gezegd: “Leer er maar mee leven” Ze kunnen het op mijn grafsteen zetten, als ik dood ben. ‘Zij, die er niet mee leerde leven, is nu dood!‘ Wat moet ik nou met die informatie, ‘er mee leren leven’. Hoe moet ik er mee leren leven, als leven, niet meer écht leven is.
De kern van dit probleem is niet, de onbekende ziekte, die mij moe en ziek maakt. Maar het creatieve hoofd dat nog té veel wil. Gisteren schreef ik me pardoes in, voor een cursus: ‘Schrijf je eigen memoires‘ Geweldig! Altijd al willen doen. Maar ik had ook nog een cursus ‘Botanisch tekenen’ staan. Ik heb nog een kinderboek af te maken en geloof het of niet, terwijl ik zo naar de Cornische Charly keek, die lekker knus lag te slapen onder zijn glaasje, kwam er een nieuwe brain wave. Het volgende boek wordt minstens 80 pagina’s dik, met elke pagina een verhaaltje. Of worden het 366 verhaaltjes, voor elke dag één? Het wordt in ieder geval dik. Heel dik! Hardcover en dik. Een uitdaging.
Dit zijn alleen nog maar de creatieve dingen, die mijn hoofd wil maken. Daarnaast wil ik ook nog zoveel plaatsen bezoeken. Ik wil nog zoveel doen, zien, voelen, ruiken, leven maar voor alles is energie nodig. Zoals de meeste mensen hun tijd managen, moet ik mijn energie managen. Voor elk uur dat ik met iemand doorbreng, een plek bezoek of iets creatiefs doe, moet ik minstens drie uur rusten. Plat liggen zoals een telefoon aan de oplader lig. Het is om moe van te worden. Letterlijk. Andere mensen die minder doelen nastreven, zouden prima kunnen leven met mijn onbekende ziekte. Ik niet. Ik word er ziek van. Mijn hoofd staat nooit stil.
Mijn oma zei vroeger altijd: ‘Een spin in de morgen, brengt kommer en zorgen maar een avondspin brengt zegening.’ Misschien moet ik het zien als een teken van boven, Charly in zijn glaasje. Misschien wil mijn oma zeggen: ‘Alles komt écht goed.‘ Ik proef bijna de smaak van de bonbonnetjes, die ze altijd klaar had staan als ik kwam logeren. Wat mis ik haar soms nog steeds. Misschien lees ik er te veel in en is Charly gewoon een spin die langs kwam rennen. Een verkeerde afslag. Hij verwachtte een lege caravan en wilde met zijn spinnenvriendjes een knalfuif geven. Wat het ook is, ik ga er vanavond niet meer uit komen. Charly slaapt en ik vrees dat ik hetzelfde moet gaan proberen!
PS: Wie zich afvraagt wie Charly is? Charly is het eerste kinderboek wat ik geschreven én geïllustreerd heb.
Meer informatie over Charly gaat op reis vind je achter deze link.
feb 16, 2020
‘Dennis wordt in Verenigd Koninkrijk één van de zwaarste stormen ooit.‘ Dochterlief tagt me in een bericht op Facebook. Wat moet ik hier nou weer van denken. Misschien was mijn ‘bring it on, bitch‘ van gisteren toch een iets té enthousiaste reactie op de continue modderstroom aan de ellende van deze reis. Sinds vrijdag is het weer steeds slechter geworden maar de caravan staat redelijk beschut achter de Belheuvel. Ik ben omringd door bomen, toch ga ik er van uit dat de heuvels mij bescherming bieden.
De hele avond regent en waait het flink door. Het klinkt wel gezellig. Mijn gashaardje snort knus en ik kijk reruns van Alley McBeal op tv. Pas toen de nacht viel en ik rond één uur wakker schrik van een klap, ben ik direct klaarwakker. Dennis! Ik luister naar de spookgeluiden. In mijn hoofd creëert zich automatisch een doemscenario en een plan. Ha, plan! Ik zou er echt mee moeten stoppen met die plannen. Terwijl ik wat dieper onder de dekens kruip, slaat mijn creatieve brein voor heel even op hol. Bomen die op de caravan vallen, ik kom vast te zitten onder de boom en het dak en het puin, regen sijpelt naar binnen. Ik heb geen telefoonbereik dus ik kan ook niemand bellen om me te redden. Er is verder niemand op het kamp die me kan horen en uiteindelijk zullen ze mijn zielloze lichaam de volgende dag tussen de puinhopen van Dennis vinden. Een tragische dood, gestorven door onderkoeling.
Ik schud even met mijn hoofd. Ik ben altijd wel een kouwelijk persoon maar dit gaat me te ver. Ik pak m’n deken en kussens en vertrek naar de woonkamer. Als er al iets gebeurt, dan heb ik hier meer kans om te ontsnappen. De bank ligt helemaal ruk. Te smal, te hard. Mijn heupkop begint te branden van de pijn. Als ik door het gordijntje naar buiten peek, zie ik niets. Het is overal donker. Het buitenlicht waar ik al vaker wat van heb gezegd is weer kapot. Mijn brein gaat verder met creatieve Hollywood scenes in mijn hoofd af te spelen. Wat als er een verdwaalde, rondvliegende boom op mijn auto valt. Dan kan ik niet meer naar huis. Wat als de caravan omver geblazen wordt of met een modderstroom meegesleurd wordt. Wat als er een koe in mijn woonkamer beland. Mijn tekeningen, waar ik zo hard op heb zitten werken moet ik in veiligheid brengen. Ik spring gelijk van de harde bank. Ik zoek een plekje waar het mij het meest veilig lijkt voor mijn tekeningen en laptop. Ik sta midden in de kamer met mezelf te discussiëren wat de veiligste plek zal zijn.
De tijd tikt langzaam door en uiteindelijk worden de spookgeluiden minder. Ik besluit weer terug te gaan naar bed waar het toch ietsje comfortabeler ligt. Uiteindelijk val ik dan toch nog even in slaap om na twee uurtjes weer wakker te schrikken. Ik ben nog steeds moe. Was ik hier niet gekomen, om even weg te zijn uit alle shit. Even tot rust te komen? Tot nu toe is dat nog niet echt gelukt. Voor heel even trek ik de dekens over mijn hoofd. Maar de nieuwsgierigheid wint het van mijn slaap. Staat mijn caravan nog op dezelfde plek? Staat mijn auto nog voor de deur? Liggen er geen bomen voor de deur en koeien op het dak?
Ik besluit uiteindelijk om op te staan en aan de dag te beginnen. Het is ondertussen licht geworden. Behalve de regen, lijkt alles er normaal uit te zien. Een normale zondagochtend, met een normaal ontbijt en Dennis? Dennis is hopelijk ondertussen richting Nederland gevlogen en laat mij verder met rust. Ik heb nog voor twee dagen voedselvoorraad in huis, daarna zien we wel weer verder!
feb 14, 2020
Na een paar verdwaasde, oh-help-waar-ben-ik-momentjes gedurende de nacht, werd ik ’s morgens iets uitgeruster wakker dan dat ik naar bed was gegaan. Mijn ogen brandden nog steeds en m’n hoofd duizelde iets minder als de dag er voor. Ik zat rechtop in bed. Tijd voor een plan! Of was dat niet verstandig, gezien mijn ervaring met plannen.
Het belangrijkste wat ik voor vandaag nodig heb, is een adapter. Ik weet hoe vreselijk men er over spreekt dat we allemaal zo verslaafd zijn aan onze apparatuur. Maar die apparatuur houdt me in contact met het thuisfront, die zich toch wel zorgen maakte over mij. Daarnaast zorgt de laptop er voor, dat deze reis überhaupt betaald kan worden. Digital Nomad, ik kan overal werken als ik maar een laptop, stroom en wifi heb. Er stonden al heel wat mailtjes te knipperen dus het werd tijd dat ik actie ging ondernemen.
Na een overheerlijk ontbijt dat bestond uit een kop thee en ja, je raadt het al, weer een bounty, reed ik met vol goede moed naar Poundstretcher. Ik had totaal geen zin om Penzance in te gaan, ik wilde gewoon de spullen die ik nodig had en weer terug naar de kamer. Helaas! Deze reis zou zich geen eer aan doen als het allemaal te makkelijk zou gaan. Ik vond wat vage merken shampoo, deodorant en tandpasta maar het meest cruciale, een adapter voor een stekker van mainland naar UK hadden ze niet. De vreselijk aardige mevrouw zette de hele winkel op z’n kop en brulde op z’n Cornisch vanuit het magazijn: “We still had lots of them yesterday.’ Met een rood hoofd kwam ze weer terug waggelen. ‘Sorry, love but there is nothing left.’ Ik weet niet goed hoe ik dit moet verwerken want het lijkt er op dat iemand mij stelsmatig aan het dwarsbomen is. Ik bedank haar voor de hulp en ga door naar de volgende winkel. BM Bargains. Die winkel is zó groot, die moeten er zeker ééntje hebben. Helaas. Niks. Alleen van UK naar Mainland. Ik voel een Brexit invloed hier. Zij mogen wel naar Spanje maar wij mogen niet naar Engeland. Argos dan. Argos heeft zijn winkel in Sainsbury dus als Argos ook niets had dan zou ik Sainsbury nog kunnen proberen. Ik had gehoord dat de adapters wel schreeuwend duur zijn bij Sainsbury maar dan héb ik in ieder geval een adapter.
Ondertussen werd het weer steeds slechter. Het begon te regenen en ook de wind wakkerde aan. De beroemde retorische vraag: ‘Anything else?’ durfde ik al bijna niet meer te stellen. TIEN POND voor een adapter? Zijn ze helemaal van de pot gerukt. Ze zijn een pond bij poundland! Zou ik dan toch echt de stad in moeten rijden? Ik had hier zo geen zin in gezien de weersomstandigheden en het feit dat ik op deze roadtrip óók nog eens mijn winterjas vergeten mee te nemen van huis.
Voordat ik naar Penzance zou moeten rijden, spit ik Sainsbury uit. Ik zoek op elk schap, in elke hoekje en plankje. Halleluja, Praise the Lord, daar lagen ze dan, voor maar vijf pond. Naast de adapters voor alle Engelsen die naar Europa gaan, voor drie pond. Ik voel een ongekend oneerlijk gevoel opborrelen maar grijp de adapter voordat ie kan verdwijnen. Nu ik hier toch ben, pak ik gelijk wat eten mee voor de lunch en diner. Ik ben verbaasd over wat je allemaal kunt doen met een waterkoker en een vinger. Creativiteit is ook een overlevingsstrategie, Mrs MacGyver!
Niet veel later, terug op de hotelkamer, wil ik direct laptop en telefoon aan de oplader gooien. Ik staar naar de verpakking. De adapter is totaal geseald in plastic. Heel even laat ik mijn schouders hangen maar dan denk ik, nee. Nee, jullie krijgen me niet klein! Als er iets is, wat mij dit avontuur heeft geleerd, is dat ik veel meer kan dan ik dacht, dat ik creatief en innovatief ben en dat ik onder alle omstandigheden altijd weer een oplossing vind. Als je al in een hogere macht gelooft, in Karma of een schuld inlossen voor wat je in je vorige leven gedaan zou hebben, dan zeg ik op mijn beurt opnieuw en keer op keer: Fuck you! Je krijgt me niet klein. Fuck you! Mocht je me opnieuw vertwijfelt hoor mompelen: ‘Anything else?’ dan moet je ook de ‘Bring it on, bitch!’ gehoord hebben die daar achteraan hobbelde.
Uiteindelijk krijg ik de adapterverpakking op creatieve wijze open. Ik plug alle apparatuur in, zet een kopje thee en peuzel heerlijk aan mijn creatief gemaakte sandwich. ‘Bring it on, Bitch, bring it on!’