It cost nothing to be kind

It cost nothing to be kind

“Mevrouw, bent u een beetje bekend hier?” Ik haal de doppen van mijn koptelefoon uit mijn oren. Na een lange dag hard werken wilde ik net aan mijn wandeling beginnen toen een man me aansprak in het park. Zijn hond, een flinke uit de kluiten gegroeide american stafford achtige hond stond er kwispelend naast.
Ik knik en mompel dat ik een beetje bekend ben. Ook al ben ik geboren en opgegroeid in dit gat, heb ik toch de meeste tijd in mijn eigen bubbel gezeten en kunnen mensen van buitenaf me nog steeds haarfijn vertellen waar iets in mijn dorp schijnt te zijn.

“Ik ben op zoek naar een restaurant. Het moet hier ergens bij het water zijn.” Ik glimlach bij de opmerking ‘dichtbij het water’. Alles is hier dichtbij het water. Ik vraag hem naar de naam van het restaurant maar dat wist hij niet. Hij wist eigenlijk niet veel alleen dat er een restaurant moest zijn waardoor ik er vanuit ging dat hij misschien bij dat restaurant moest gaan werken. Of eten. Op de vraag of hij zijn moeder kon bellen voor de naam van het restaurant die hem hier ergens had afgezet, reageerde hij niet. Hij was dan ook wel al bijna veertig, vertelde hij trots.

Het is een behoorlijk eind lopen hoor naar dat restaurant.” zeg ik tegen hem. Hij kijkt beteuterd. “Zal ik je anders even met de auto brengen?” Zijn ogen lichten even op maar kijkt daarna naar de hond. “Mijn dochter heeft ook een hond, hij kan gewoon op de achterbank.” zeg ik tegen hem.

Ik breng hem eerst naar het eerste restaurant bij het water maar nee, nee hij herkende het niet. Dit was het echt niet dus ik keer de auto om en rij terug naar het andere, wat sjiekere restaurant. Terwijl de hond ondertussen met zijn enorme grote kop naast me uit het raampje hangt, begint hij te praten. “Dat maak je niet vaak mee dat een vreemde je ergens heen wilt brengen.” Ik glimlach.

“Vriendelijkheid kost niets.” zeg ik tegen hem. “Als ik iemand kan helpen dan doe ik dat graag.” In mijn achterhoofd hoor ik de afkeurende stem van mijn zus. “Ben je gek ofzo? Een wildvreemde in je auto?” We hebben namelijk wel vaker die discussie gehad. Ooit kwam ik ’s nachts naar huis rijden en zag een auto met pech langs de snelweg staan. Een jonge knul stond naar mij te wapperen terwijl zijn moeder bij de auto stond. Ik stopte direct en vroeg of ik kon helpen. Niet dat ik heel veel van auto’s weet, maar ik had wel een telefoon bij me. Ze hadden alleen startkabels nodig en laat ik die nou altijd standaard in mijn auto hebben. Toen bleek dat we alle drie niet wisten hoe we startkabels moesten aansluiten, wuifden we nog een auto langs de kant, die hun auto weer aan de praat kreeg. “Ze hadden je wel kunnen vermoorden. Of je auto kunnen jatten” had ze opgemerkt. Dat had gekund maar dat is niet gebeurd. Ik heb wel moeder en zoon weer op weg geholpen zodat zij ook van dat gevaarlijke punt langs de snelweg midden in de nacht veilig naar huis konden.

Ook het tweede restaurant was niet de plek wat hij bedoelde dus uiteindelijk komen we weer op de parkeerplaats uit waar we begonnen. “Ach het maakt ook niet uit, ik wilde alleen een stukje gaan lopen met de hond.” Ik kijk hem aan maar besluit er niets over te zeggen. “Als je die kant op loopt, kom je ook een groot water tegen.” zeg ik tegen hem als ik mijn oordoppen weer in plug en de andere kant op begin te lopen. De hond heeft ook zijn keus gemaakt, hij vond het zo gezellig met mij dat hij vrolijk met mij mee hobbelt. De man kijkt niet meer om en ziet niet dat zijn hond niet meer naast hem loopt. Pas als hij bijna uit zicht is, kiest de hond toch eieren voor zijn geld en rent zijn baasje achterna.

Ik zet mijn muziek aan en denk terug aan mijn ochtend. Alle kattenogen waren op een gewonde baby ekster gericht, die hulpeloos in mijn tuin zat. Het arme beestje kon niet vliegen. Snel pakte ik hem op en bracht hem in veiligheid. Het leek alsof hij gewond was. Het enige wat ik kon doen was de dierenambulance bellen die hem niet veel later kwam ophalen. Terwijl ik het somber in zag voor het beestje, was de ambulancebroeder vreselijk optimistisch over zijn toestand.
“Ik hoop dat ik hem binnenkort weer terug zie in mijn tuin.” zeg ik bij afscheid.
“Dankzij uw snelle optreden waarschijnlijk wel, mevrouw! Bedankt voor het bellen.” zegt hij als hij met vogel weer de deur uitloopt. “In de vogelklas gaan ze uitvogelen wat hem mankeert. Daar lappen ze alle vogels weer op.”

Als ik niet veel later puffend de top van de heuvel bereik, besef ik dat ik vandaag mijn karmapunten wel weer verdiend heb. Toch is het met mijn karmapunten hetzelfde als met mijn supermarktpunten, of welk puntenspaarsysteem dan ook, ik vergeet ze altijd te cashen tot ze ineens verlopen zijn.

Toch is dat niet de reden waarom ik een helpende hand blijf bieden, kindness cost nothing, het kost niets om een beetje vriendelijkheid in een wereld te verspreiden, waarin zoveel ellende gaande is. Een helpende hand, een glimlach of een vriendelijk praatje. Voor veel mensen kan het een verschil zijn van dag of nacht.

Zondagmorgen

Zondagmorgen

Eindelijk is de langverwachte lente aangebroken, die dan ook zonder schaamte gelijk over gaat in de zomer. Temperaturen van drie graden schieten ineens omhoog naar 23 graden. Puffend en zwetend probeer ik me aan te passen aan de weersverandering. Truien duw ik in mijn kledingkast naar achteren op zoek naar iets wat op een shirt lijkt.

Van jongs af aan heeft de zondagmorgen voor mij altijd iets speciaals gehad. Terwijl mijn moeder zich naar de kerk haastte, pakte mijn vader de gelegenheid om zijn oude vinyls te draaien. Kenny Rogers en Dolly Parton schalden door de speakers terwijl ik me buiten in een tuinstoel met een boek nestelde. Er hing een onverklaarbare serene sfeer waar ik nog altijd met weemoed aan terug denk. Alhoewel mijn vader en ik niet echt praters zijn, was het goed. Hij deed zijn ding en ik deed mijn ding. Zonder wat te zeggen, genoten we van elkaars gezelschap.

Mijn jeugd is allang vervlogen maar nog steeds, als de lente begint, gooi ik de tuinstoelkussen naar buiten, zet een kop thee en geniet van het heerlijke zonnetje. Dit zijn de mooiste uren om in alle rust en stilte aan een nieuw boek te werken, of een nieuw boek te lezen, een illustratie te maken of gewoon te genieten.

Alhoewel? Rust? Nog voordat ik mijn kop thee op tafel zet, gaat er twee tuinen verder een hoge drukreiniger aan. Er raast een snerpende scooter veel te hard langs mijn tuinpad. Rechts van me beginnen Hollandse smartlappen te bleren.
Als ik me probeer te focussen op het schrijven van een nieuwe verhaal, hoor ik ineens het gebrom van wat lijkt op een te grote hommel. Ik kom bedrogen uit. Er hangt een enorme drone boven mijn tuin. Het gevoel van bekeken te worden geeft mij een umheimlich gevoel en ik trek langzaam mijn vestje maar weer aan ook al brand de zon indringend op mijn blote huid.

Ik groeide ooit op in een dorp waar het altijd stil en rustig was. Jammer genoeg is dat door de jaren heen veranderd in een plek waar iedereen hutjemutje op elkaar zit gepropt en totaal geen rekening meer met elkaar lijkt te houden.
Als dan ook de buurman zijn elektrische grasmaaier start voor de drie grassprieten in zijn tuin, ben ik het zat. Ik geef het op. Ik drink in twee slokken mijn thee op, klap mijn laptop dicht en vertrek geïrriteerd naar binnen. Met een klap gooi ik de achterdeur dicht alsof ik een statement wil maken in de buurt. Niet dat het iemand opvalt want er wordt hier dagelijks met deuren gesmeten.

Misschien ooit. Ooit vind ik een plekje waar het gewoon nog stil en rustig is. Somewhere on an island, in the stream of zo….

 

Orde in de chaos

Orde in de chaos

‘Kun je zo snel mogelijk langskomen?!’ belde een klant bijna in paniek op. We komen er zelf niet meer uit. Ik werk al langer voor deze klant, ze willen altijd alles zelf doen, wat niet gaat en pas als ze met hun handen in het haar zitten roepen ze mij om hulp maar dan is het meestal al chaos.

Zoals beloofd stond ik zo snel mogelijk op de stoep. 112-grafischespoed had ik best op mijn brandweerrode auto kunnen plakken. Ik heb alleen nog een zwaailichtje nodig. Ze kennen me al zo goed dat er gelijk een hete kop thee voor me neergezet. Nog voordat ik mijn schrijfblok uit mijn tas heb gehaald, beginnen ze al door elkaar te praten, problemen op tafel te gooien, met oplossingen er achteraan. Het verhaal gaat van de hak op de tak, van links naar rechts en van binnen naar buiten. Een ander zou er geen touw aan vast hebben kunnen knoppen, maar ik ga rustig zitten, drink mijn te hete thee en luister.

Het is een techniek die ik mezelf aangeleerd heb, toen mijn kinderen nog jong waren. Elke avond tijdens het avondeten wilden ze allebei tegelijk hun verhaal vertellen, door elkaar heen. Uiteindelijk schreeuwden ze allebei dat ik niet luisterde, om vervolgens allebei hun verhaal na te vertellen en er ineens een vreselijke stilte aan tafel viel. De skills die je leert als alleenstaande moeder, krijg je niet mee op een dure universiteit en het is nog gratis ook!

Als ze door hun eigen chaos heen het verhaal zelf niet meer begrijpen, stel ik een paar simpele vragen; wie is je klant? en wat komt die klant op je website doen? Ze kijken me aan alsof ze water zien branden, Jezus tot leven hebben zien komen of het eind van de wereld aan zien komen. Ik kijk ze vragend aan. ‘Wie is je klant en wat komen ze doen? Willen ze alleen informatie over het bedrijf? Komen ze een product kopen?’ Eigenlijk wisten ze dat niet eens.

Stap voor stap lopen we door het proces heen. Wie zijn hun klanten, waar komen ze vandaan en wat komen ze doen op de website. Ik schep orde in de chaos. Ik hou van orde. Simpel. Het leven is al moeilijk genoeg. Mijn leven is altijd al één grote chaotische rollercoaster geweest. Alles om mij heen is altijd chaos en ingewikkeld, daarom hou ik zo van versimpelen. Ik maak graag dingen simpel en duidelijk. Niet te moeilijk doen. Als ik het zelf niet begrijp, kan ik het ook niet aan mijn klant, of wie dan ook in mijn omgeving verkopen.

Uiteindelijk krabbel ik wat aantekeningen op een blaadje. Ik zie mijn klant met angst in zijn ogen kijken naar mijn aantekeningen. ‘Denk je dat je orde kan scheppen in onze chaos?’
Ik kijk hem met een niet te onderdrukken grijns aan; als er iets is waarin ik mijn Masterdegree heb gehaald, als dat zou bestaan, dan is het orde scheppen in chaos. Filteren, lijstjes maken, schrappen, ordenen. Het is een guilty pleasure die ik maar al te graag met beide handen aanpak.

 

Confuus

Confuus

Confusius, het had mijn vijfde naam kunnen zijn naast de andere vier. Er gaat geen dag voorbij of ik begrijp iemand weer eens niet, ik snap iets weer niet, of ik had het verkeerd begrepen. Mijn manier van denken sluit maar al te vaak niet aan bij de rest van de mensheid. Na jaren communicatieproblemen te hebben gehad, heb ik eindelijk geleerd om te vragen het nog eens uit te leggen omdat ik het misschien verkeerd heb begrepen. Deze ontwapende manier van benaderen, stelt mensen gerust. Ze voelen zich niet aangevallen en doen graag nog een poging hun standpunt uit te leggen.

Ik had, zoals zoveel avonden, weer eens moeite met in slaap komen. Door mijn Penpalaccount heb ik vrienden over de hele wereld en in alle tijdszones dus er is altijd wel iemand wakker voor een goed gesprek. Dus ook deze nacht, waar ik eigenlijk had moeten slapen, lag ik vrolijk te kwebbelen met  iemand aan de andere kant van de wereld waar het nog ochtend was. Het viel af en toe even stil omdat hij druk was met stofzuigen en schoonmaken. Waarom dan gelijk het beeld van Freddy op mijn netvlies brandt, luid zingend ‘I want to Break free’, is mij ook een raadsel maar mijn brein werkt in mysterious ways. Wat het nog genanter maakt is dat zoiets ook gelijk weer mijn toetsenbord uitfloepert. Hoezo een serieus gesprek is met mij niet mogelijk? Als ik mijn blooper weer goed probeer te maken door iets serieus te zeggen, krijg ik alleen als antwoord terug: ‘Everything is going to be alright.’

Ik kijk vragend naar mijn beeldscherm en moet gelijk denken aan de scene uit de film ‘Somethings gotta give’ waarin Harry tegen Erica zegt: ‘You are a woman to love!’ en zij zich op dat moment ook afvraagt wat dat dan betekent. Terwijl ik nog lig te mijmeren over zijn bericht, zegt hij dat hij de kinderen uit school gaat halen. Ik klik mijn telefoon uit. Het zinnetje blijft nog tot half vier in de morgen in mijn hoofd rond dansen, ‘Everything is going to be alright.’ Ik weiger deze keer om uitleg vragen. Ik kom er vast wel vanzelf achter.

Drie uur later schrik ik wakker van de wekker met een hoofd dat nog niet in staat is, om actief te zijn. Toch is het eerste wat weer de polonaise begint te lopen in mijn hoofd dat ene zinnetje. ‘Everything is going to be alright’ Ik schud mijn hoofd, alsof ik het er uit wil schudden en sta op. Ik heb eerst thee nodig. Waar mijn dag is begonnen, is daar de nacht ingevallen dus vragen heeft ook geen zin. Thee. Ontbijt. Werk. Uiteindelijk is everything going to be alright! Wat het ook moge betekenen in die context!

‘Ik zit op een bankje en ik doe een Otis’

‘Ik zit op een bankje en ik doe een Otis’

‘Sittin’ in the mornin’ sun
I’ll be sittin’ when the evenin’ comes’

Terwijl ik over het water staar, probeert het lentezonnetje uit alle macht mijn vermoeide lijf op te warmen. De koele bries probeert juist de kou in mijn lijf stevig vast te houden. De laatste dagen is er een niet te stoppen chaos in mijn hoofd. Vinny kijkt me vragend aan: ‘Wanneer lopen we nou verder?’ Ik weet het niet. Ik wil even niets meer. Ik ben moe. Ik wil rust. Rust in mijn hoofd. Rust in mijn lijf. Ik wil dat de storm gaat liggen.

Dochterlief kwam die ochtend de hond al vroeg brengen. Ik was net terug van mijn wandeling in het park maar wanneer Vinny bij mij is, wil hij maar één ding, naar het park en wel nu direct! Vermoeid doe ik hem aan de riem en loop terug naar het park. Vrolijk huppelt hij mee naar het strandje waarbij hij me om de 7 seconden vragend aankijkt of ik het ook nog naar mijn zin heb. Na wat stokken gegooid te hebben bij het water, ga ik op een bankje zitten en staar in de verte. Het ochtendzonnetje voelt als een warme knuffel om mijn lijf. Vinny springt vrolijk naast me op het bankje en kijkt me weer guitig aan: ‘Wat gaan we nu doen?’

Nu gaan we zitten en we doen niets. Na maandenlang, of misschien wel jarenlang, kneiterhard gewerkt te hebben, is de koek op. Ik zit en ik staar. Ik ben gewoon moe. Moe van alles. Ergens in mijn achterhoofd danst het liedje van Otis. ‘I’m just sittin’ on the dock of the bay. Wastin’ time’. Ik ben nooit het type geweest, wat stil zit en niets doet. Wasting time was iets wat mij nooit lukte. Er was altijd wel iets te doen. Kinderen opvoeden, een project afmaken, een opdracht aannemen, een nieuw boek schrijven, huiswerk voor een nieuwe cursus, huishoudelijk werk zoals de was of gewoon schoonmaken. Er was altijd wel iets. Als ik ook maar dacht dat er niets was, dan zorgde ik er voor dat er wel iets was. Zolang ik maar niet stil hoefde te zitten. Maar niet vandaag. Vandaag zit ik op een bankje. In het zonnetje. Te staren. In het niets.

Twee ganzen vliegen luid schreeuwend achter elkaar voorbij. Alsof de één is vreemdgegaan en de ander zit hem, of haar, woest achterna. Verderop zie ik een vrouwtjeseend hard wegrennen voor een mannetjeseend. Overduidelijk een gevalletje van bindingsangst, denk ik bij mezelf en moet er heel stiekem wel om lachen. De mier die ik gefrustreerd en mopperend om mijn voeten heen zie lopen, kan maar geen opening vinden in de hard geworden grond en de schittering op het water doet me denken aan een magisch Disneymomentje. Ik wil hier nooit meer weg.

‘Sittin’ here restin’ my bones
And this loneliness won’t leave me alone’

Mijn telefoon bliebt. Ik zie een berichtje van mijn moeder binnenkomen, ze heeft nog steeds mailproblemen. Ja lastig als je de wekelijkse mail van de AlbertHeijn niet op tijd krijgt. Zonder te antwoorden draai ik mijn telefoon om en leg hem weer terug op het bankje naast me. Maar al snel rinkelt ie opnieuw. Dochterlief, ook zij heeft wat nodig. Moe. Gewoon moe. Laat mij hier voor altijd in het zonnetje op dit bankje zitten.

‘Look like nothin’s gonna change
Everything, still remains the same
I can’t do what ten people tell me to do
So I guess I’ll remain the same, yes’

Dan hoor ik een speciaal bliebje op mijn telefoon. Ik lees de tekst. Voordat mijn brein ‘Nee, niet antwoorden’ kan schreeuwen, heb ik alweer geantwoord. Ik kon het niet laten. Maar dan, in plaats van een tekstbericht, wordt er gebeld en een voor mij zo bekende stem vraagt hoe het gaat. ‘I’m sitting on a bench and doing an Otis.’ Hij lacht. Het ijs is weer gebroken of misschien gesmolten. Ik weet het niet meer maar ik zit op een bankje, in het zonnetje en ik wil hier nooit meer weg.

Het gebeurt niet heel vaak maar maar soms kan het toch nog met mijn gewelddadige verleden zomaar ineens opspelen. PTSD noemen psychologen dat. Getriggerd door simpele dingen. Ik weet nooit wanneer maar als het komt, dan komt het hard en snel. Meestal weet ik er zelf wel een draai aan te geven maar deze keer leek het me niet te lukken en vroeg ik de avond ervoor voorzichtig na lang twijfelen om hulp. Vijf minuutjes maar. Ik heb een hekel aan  hulp vragen. Helaas lukte dat niet voor hem maar wat gisteravond niet lukte, werd vandaag goed gemaakt met meer dan een uur. Mijn brein, wat sinds de avond ervoor meer leek op een nascar-circuit; een gesloten cirkel aan gedachtes, die niet te stoppen waren met her en der crashes, leek nu ineens de geblokte vlag te krijgen. De gedachtes verminderden vaart, mijn mondhoeken krulden wat op en de razende gedachtes leken tot stilstand te komen. Ik adem uit. Rust.

‘Now get your ass back home and get to work!’

Iedereen die onze gesprekken zou volgen zou al snel conclusies trekken door al die sarcastische opmerkingen en beledigingen over en weer. Maar wij snappen elkaar. Dus ik haal mijn kont van de bank en begin terug te lopen. Stap voor Stap. Ik moet wel. Hele dagen als een lunatic op een bankje zitten, is een luxe die ik me niet kan veroorloven. Althans, niet zonder mijn huis kwijt te raken. Vinny springt enthousiast op, als hij ziet dat we nu echt terug gaan. Twee uur op een bankje in het park was zelfs voor hem een overkill aan park.

‘Thank you for your call.’ zeg ik nog snel voordat hij op moet hangen. Ik waardeer het meer dan hij ooit kan beseffen. Als ik naar huis loop zet ik mijn muziek weer aan. Ik laat Otis op het bankje achter. Als Cher begint te zingen, knik ik instemmend. You havent seen the last of me…

‘I’ve been brought down to my knees
And I’ve been pushed way past the point of breaking
But I can take it. I’ll be back. Back on my feet
This is far from over. You haven’t seen the last of me’