B1 visum aangevraagd

B1 visum aangevraagd

“Congratulations, you have successfully scheduled an appointment.”

Ik staar met gemengde gevoelens naar de bevestigingsmail die binnen komt. Ik heb het echt gedaan. Ik heb echt een visum aangevraagd en een interview ingepland. De ambassade in Nederland zit potdicht dus ik heb een afspraak in Duitsland gemaakt. Alsof het allemaal nog niet spannend genoeg is, wordt dit weer een hink-stap-sprong-reis maar jeetje, de zaadjes beginnen te groeien. Ik heb forums doorgespit en in Facebookgroepen vragen gesteld. Ik kwam erachter dat je de Hollander wel uit zijn land kan halen maar nooit zijn land uit de Hollander dus ik maak een mental note dat ik Hollandse bijeenkomsten in US moet vermijden.

Ook met het zakelijke netwerk heb ik niet stil gezeten want als mijn B1 visum wordt goedgekeurd mag ik daar wel klanten ontmoeten. Het werk moet ik dan wel weer terug in Nederland doen. Daarom heb ik  me aangesloten bij een groot Amerikaans zakelijk netwerk. Waar ik eerst een beetje bang was om niet geaccepteerd te worden, viel ik in een warm bad van allemaal stuk voor stuk vreselijk lieve mensen die het geweldig vinden wat ik ga doen. Ergens in mijn achterhoofd hoor ik dat stem van mijn vader, ‘oh dat gaat je toch niet lukken.’ Ha watch me! M’n moeder moppert dat ze het er totaal niet mee eens is, want wie moet er nu voor hun zorgen. Ik glimlach en bedenk me dat het nu eindelijk eens tijd wordt om voor mezelf te gaan zorgen. Het zakelijke netwerk draagt me op handen en ik krijg de ene lead na de andere. Overweldigend en geweldig tegelijk.

Het is nu een maand geleden dat ik actief begonnen ben met mijn Digital Nomad plan. In die maand heb ik vreselijk veel informatie gevonden, een visum aangevraagd en een interview ingepland en naar huisvesting gezocht (maar nog niets vastgelegd). Ik heb wekelijks gemiddeld zes gesprekken gehad met Amerikaanse entrepreneurs, die mij allemaal stuk voor stuk hebben uitgenodigd in hun eigen staat. Als de koningin van Nederland reis ik in gedachten wuivend door het land. Ik begin er echt zin in te krijgen en dat straalt uit. Ineens krijg ik berichten, mailtjes en appjes met vragen over visums, verzekeringen en andere belangrijke informatie. Mensen vragen of ik al vertrokken ben of nog steeds in Nederland ben. Ik bén nog steeds in Nederland maar ik hoop na de zomer te kunnen vertrekken. Om iedereen op de hoogte te houden, heb ik mijn oude spinseldagboek maar weer geopend om jullie virtueel mee te nemen op mijn reis.

To be continued….

 

Transmigrant

Transmigrant

Zo lang als ik me kan herinneren, heb ik geroepen dat ik hier weg wil. Nederland is gewoon niet mijn land. Zeker de laatste twee jaar is dat gevoel steeds sterker geworden. De mentaliteit, het seksisme, de grofheid, de negativiteit en de agressiviteit. Ik hoef alleen maar tien minuten in mijn auto te zitten van mijn dorp naar het volgende dorp of er wordt al geïrriteerd getoeterd, geflitst of gekleefd. Give me a freaking break. Om nog maar niet te spreken van een bezoekje aan de supermarkt. Nee, Nederland is gewoon nooit mijn thuis geweest.

Ik word ook vaak voor buitenlander aangezien. Pools, Iers, Engels, you name it, I heard it! Om me tegemoet te komen, spreken ze me dan ook gelijk maar in het Engels aan, waarna ik vrolijk in het Nederlands antwoord, om ze daarna flabbergasted achter te laten.

Een transmigrant schijnen ze dat te noemen. Niet geboren in het verkeerde lichaam maar in het verkeerde land. Tijdens één van de vele Skype gesprekken met mijn oom kwam het onderwerp weer ter spraken. ‘Waarom ga je niet gewoon? Je kinderen zijn groot, die hebben je niet meer nodig.’
Ik wuifde in eerste instantie al zijn ideeen weg. Helemaal alleen naar een ander land verhuizen? Ook al is het maar tijdelijk? Het is toch wel even een flinke stap. ‘Waarom niet? Hier zijn ook genoeg mensen helemaal alleen naar Australië gekomen en hebben zich gevestigd.’ Ik denk gelijk terug aan het gesprek wat ik had met de enveloppenmevrouw in Amsterdam. Ook zij had een hekel gekregen aan de Nederlandse mentaliteit. Zij vertrok alleen naar Indonesië. Waarom zou ik het dan niet alleen kunnen?

Na ons Skype gesprek ging ik mijn dagelijkse rondje Rotte lopen. Elke dag loop ik opnieuw langs dezelfde molen. Ik sta even stil en staar naar de molen. Zou ik ooit nog aan die molen terug denken als ik hier niet meer woon. Plotseling beginnen de zaadjes die mijn oom in mijn hoofd heeft gepland te groeien. Hij heeft gelijk. Ik heb geen enkele reden om hier nog te blijven. Waarom probeer ik het niet gewoon. Als ik het niets vind, dan ben ik zo weer terug. Mijn zoon blijft zolang gewoon in mijn huis wonen, blij dat ik eindelijk eens weg ben en hij het huis voor zichzelf heeft. Ik zou het als een lange werkvakantie kunnen zien. Uitproberen of ik voet aan wal krijg, meer werk, ergens kan landen. Honderdduizend gedachtes racen door mijn hoofd. Kan ik dit echt? Ga ik dit doen? Zoveel uit te zoeken. Visums, werkvergunningen, huisvesting, verzekeringen.

Voorzichtig app ik mijn idee naar mijn beste vriend. Hij staat er niet negatief tegenover. Daarna vertel ik het aan meerdere mensen en allemaal stuk voor stuk zeggen ze hetzelfde: ‘Sja, het verbaast ons niets, dit heb je altijd al geroepen.’ Door alleen het idee van verandering dit jaar, krijg ik nieuwe energie na dit vreselijk zware, uitputtende jaar. Vinden anderen het een belachelijk idee? Waarschijnlijk. Is het gekkenwerk? Misschien wel. Wil ik dit doen? Absoluut! Gaat het lukken? Geen idee. Maar ik ga het zeker proberen want stel dat het wel gewoon lukt, hoe geweldig zou dat zijn.

 

The time for flowers has come again

The time for flowers has come again

“Ik vertrek naar het buitenland. Wie wil mijn collectie enveloppen gratis ophalen?” Met die vraag op Facebook begon mijn dag. Met de vele boeken die ik verstuur, kon ik best wel een flink aantal enveloppen gebruiken dus ik stak mijn vinger op en reed niet veel later naar de Bijlmer in Amsterdam. Naar Amsterdam voor enveloppen? Ja echt. Ik had het excuus om een stuk te gaan rijden nodig. Een road trip is de perfecte manier om je hoofd leeg te maken, frustraties er uit te gooien, ongegeneerd zo vals meezingen dat je eigen oren pijn doen of gewoon een flink potje janken.

Al wekenlang werd ik platgegooid met ongevraagd advies over twee verschillende onderwerpen waar ik allebei het antwoord niet op had. Als een echte introvert knik ik vriendelijk, neem ik het advies ter harte en laat het vallen zodra de persoon uit zicht is. Wanneer dat af en toe gebeurt, dan is dat niet zo melodramatisch maar wanneer je in een dagelijkse modus zit, van het moeten aanhoren, wat de wereld er van denkt, kan het erg overweldigend zijn. Mijn hoofd zat vol.

Als ik in mijn auto stap, sla ik de kerstliedjes over en zet mijn Spotify aan. ‘I went walking down the road. With a heavy heart and miles left to go.’ Er begint gelijk een favoriet liedje te spelen. Het is zo’n opvallend lieflijk liedje waar toch zoveel waarheid in zit dus ik zet het geluid wat harder en begin mee te neuriën. Ergens tussen Nootdorp en Leiden kom ik natuurlijk vast te staan in een file. Want ja ondanks de harde lockdown blijkt het toch erg druk op de weg. Ik staar naar buiten en denk terug aan de afgelopen maanden. Het waren zware maanden. Niet zozeer vanwege Corona, daar merk ik zelf weinig van maar het leek alsof er een God mijn ogenschijnlijk stabiele leven als een zoutvaatje op z’n kop hield om het laatste restje in de open wonden te strooien.

‘Tell me what’s the point in planting pretty things. In these days of darkness and disease. The world is burning, have you not heard.’

Met een slakkengangetje kruipen de auto’s meter voor meter verder richting Amsterdam. Ik had gelukkig geen haast. In gedachte mijmer ik verder. Dit jaar leek alles wat recht was, krom en wat gekronkeld was, werd recht. Ik snapte er niets meer van. Ik luister verder naar het liedje op de radio en kan een glimlach niet onderdrukken. ‘The time for flowers will come again. Maybe in one year, maybe in ten.’ De tekst is zo simpel maar het klopt wel. Het leven komt nu eenmaal met ups en downs. Toch lijken de downs de laatste tijd harder aan te komen. Als ik weer een paar meter ben opgeschoten, zie ik een auto op z’n kant liggen. Het leven kan zo maar ineens over zijn en dan? Dan is er nooit een moment van goedmaken geweest waardoor je de ander achterlaat met een gevoel wat nooit afgesloten kan worden.

When I woke up this morning. Something deep had shifted. The sun was coming out and the clouds had finally lifted. It’s time to fix what’s broken.’

Ik sla alle adviezen in de wind en klik op het telefoon icoontje op mijn dashboard. Het duurt even voordat er wordt opgenomen. In gedachte zie ik haar twijfelend naar haar telefoon kijken. Zal ze opnemen of zal ze koppig blijven? Net voordat de telefoon naar voicemail gaat, hoor ik een wiebelig ‘hallo?’
‘Hallo, hoe gaat het met je?’ vraag ik haar.
Een voorzichtig ‘goed?’ komt er uit alsof ze het zichzelf afvraagt. Dan vraag ik hoe lang we dit nog gaan volhouden. Ze weet het eigenlijk ook niet zo goed dus begin ik maar te praten over wat er gebeurd is en wat we zouden kunnen doen. Niet meer terug kijken naar wat was maar vooruit wat nog gaat komen. Een nieuw jaar, nieuwe ronde, nieuwe kans. Zes maanden geleden zat ik in diezelfde auto ook aan de telefoon en werd het contact abrupt verbroken. Nu zit ik opnieuw in de auto en ineens staat de deur weer op een kier. Meer hebben we op dit moment niet nodig.

Als ik niet veel later de auto voor mijn huis parkeer, voel ik dat er een last, waarvan ik niet eens door had dat die daar lag, van mijn schouders is afgevallen. Allemaal door wat gratis enveloppen in Amsterdam. Het voelt goed.

‘Because the time for flowers has come again. I know it seems the world will end. There were days despair did win. But the time for flowers has come again’

Any way the wind blows

Any way the wind blows

Er loopt een koude rilling over mijn rug als ik wat dieper onder de dekens kruip. Vergeleken met Portland vind ik het vreselijk koud hier terug in Nederland. Ik mis de warmte van Portland. Het is maandagochtend zeven uur en ik ben klaarwakker. Ik reken op mijn vingers terug en bedenk me dat het pas tien uur ’s avonds is in Oregon. Op zoek naar mijn telefoon stoot ik het nachtlampje om. Als ik mijn telefoon heb gevonden, moet ik even met mijn ogen knijpen om te wennen aan het felle licht. Dan zie ik dat er één berichtje blinkt. Ik open enthousiast het bericht. ‘Sorry to miss seeing you. We had such a crazy week. It was so good to meet you and I’m so glad you had a great time. Sounds like you will be back soon? Let us know when you are. Many well wishes!’

Het was niet het bericht wat ik verwachtte maar toch klik ik glimlachend mijn telefoon weer uit en leg hem naast me neer. Het lijkt alweer een eeuwigheid geleden dat ik vanuit Frankfurt de volgende vlucht naar Vancouver, Canada, nam. Ik had om een andere stoel gevraagd die ik wonderbaarlijk kreeg toegewezen. Met extra beenruimte bij de nooduitgang. Ik kwam naast een ontzettend leuk stel te zitten met het meest schattige kindje ooit. Doordat we aan de praat raakten, kwamen we er achter dat we na Vancouver dezelfde vlucht naar Portland zouden hebben. Een vlucht die we allemaal bijna zouden missen maar met een beetje hulp van boven, brutaliteit en samenwerking zaten we toch allemaal weer in het laatste vliegtuig. Omdat ik geen internet had, maakten ze een hotspot aan voor mij zodat ik een berichtje kon sturen aan degene die op mij stond te wachten, dat ik mijn vlucht had gehaald.

Ze vertelde me waar zij geweest waren en ik vertelde haar waar ik heen zou gaan. Twee vreemden die elkaar bij toeval ontmoeten en toch een bijzondere klik hebben. We wisselden telefoonnummers uit zodat we contact konden houden. Ze zou me een lijst sturen met wat ik allemaal in Portland zou kunnen gaan doen. Zulke mensen zijn de pareltjes onder de mensen. Vriendelijk, behulpzaam, aardig. Van die mensen die je heel graag in je leven zou willen houden. Het maakte mijn lange vlucht een heel stuk gezelliger, ondanks de naar rode wijn riekende mr. Grumpy die naast mij zat en eigenlijk zijn levensverhaal wilde vertellen samen met zijn foto’s.

Ik zie dat het ondertussen half acht is en voel mijn maag knorren dus besluit ik op te staan om ontbijt te maken, aan te kleden en aan het werk te gaan. Mijn hoofd en lijf is nog steeds ‘all over the place’ Na zes vluchten, 6 steden, vier landen, 3 verschillende tijdzones, twee jetlags en één bijzondere ontmoeting, heb ik geen idee meer waar ik ben of welke tijd het is. Ik check nog een keer mijn telefoon maar het blijft stil.

De hele reis doet me een beetje denken aan de Bohemian Rhapsody van Queen. “Is this the real life? Is this just fantasy? Caught in a landside, No escape from reality.” Ondanks mijn plekje op het Spectrum, kan ik behoorlijk impulsief zijn. Dus toen de grenzen in november open gingen, keken we elkaar digitaal vragend aan. Is dit het moment? Hij, net zo impulsief en autistisch als ik, besloot dat dit het moment moest zijn. Dus ik boekte mijn reis zonder dat iemand het wist en verdween stiekem in het niets. Niemand die me miste, niemand die vroeg waar ik was.

Ik was totaal niet nerveus voor wie er aan het eind van de reis in Portland me zou opwachten. Wel was ik nerveus of ik zonder problemen door alle landen kon reizen met alle covid restricties. Mijn voorgevoel was juist, het reizen naar Amerika ging met een hink, stap, sprong dus de opluchting was groot toen ik uiteindelijk om half vier ’s middags, veilig en wel, uit het vliegtuig stapte. I made it!

Ben ik hier echt? Het voelt niet als Amerika. Ik moest mezelf even knijpen. Misschien droom ik wel? Na ruim een jaar van dagelijks uren bellen en appen staan we nu tegenover elkaar en kijken we elkaar aan. Hij met bloemen en ik met wallen onder mijn ogen. Jij bent het! In niets voelt het raar of vreemd. Vol adrenaline en uitputting ratel ik zonder schroom, alsof ik hem al jaren ken, aan één stuk door over de vluchten en de problemen, over de nieuwe vrienden die ik heb gemaakt en hun kindje wat bij mij op schoot kroop. Beleefdheidsvormen die je normaal bij een eerste ontmoeting hebt, was ik blijkbaar (zo hoorde ik achteraf) totaal vergeten.

De volgende dag besluiten we om wat van de omgeving te gaan zien. “Open your eyes, Look up to the skies and see” Ik kijk mijn ogen uit maar nog steeds voelt het alsof ik er niet echt ben. Of misschien juist wel. Ik heb altijd zoveel verhalen gehoord van mensen die op vakantie zijn gegaan naar Amerika. Het waren overweldigende, enthousiaste verhalen. Amerika! Maar als ik naar de besneeuwde bergtop kijk, de enorme bossen op de heuvels, voelt het niet als overweldigend en enthousiast. Het voelt alsof ik thuis ben. Het voelt cosy en gezellig. Kneuterig en fijn. Een onbewuste drang om samen gezellig een kerstboom te gaan kopen en op te tuigen, het huis te versieren met alle kerstdecoraties.

De week vliegt voorbij. Te snel. Te kort. Te weinig tijd. Het onvermijdelijke moment van afscheid nemen komt in zicht. “Sends shivers down my spine, body’s aching all the time. Goodbye, everybody, I’ve got to go..”
Ik wil niet weg maar zowel zijn vliegtuig als die van mij staan te wachten. Ze zeggen altijd dat je je gut feeling moet volgen en mijn gut feeling schreeuwt dat ik moet blijven. Helaas is mijn bankrekening en onze verplichtingen het daar niet mee eens dus met tranen in mijn ogen zwaai ik hem uit bij zijn gate voordat ik zelf terug loop naar mijn eigen gate. Ik zei ooit: ‘Als iets niet werkt dan gaat de één links en de ander rechts.’ In dit geval was het letterlijk zo. Zijn gate was helemaal aan de linkerkant van het vliegveld terwijl mijn gate helemaal aan de rechterkant van het vliegveld was. Ik zie het deze keer maar even niet als een teken.

Thank God voor de facemasks tijdens deze pandemie waardoor ik het meeste van mijn betraande gezicht kon bedekken, toen ik niet veel later zelf door de douane moest. “Nothing really matters. Anyone can see. Nothing really matters, Nothing really matters to me.” Terwijl hij al weg vliegt, heb ik hier nog heel wat uren tijd te doden in m’n uppie. Ik bel een vriendin. Koop wat leuks voor mijn zoon, slenter wat rond totdat ook ik moet boarden naar Chicago. Ik ben blij dat ik een plekje bij het raam heb. In elkaar gedoken staar ik naar buiten. Terwijl het de hele week niet geregend heeft in Portland, begint het nu vreselijk te regenen. Stiekem grinnik ik in mijn weg gedoken roze capuchon die mijn gezicht verbergt. Zie je wel dat ik overal het zonnetje met me mee breng. Zelfs Portland huilt om mijn vertrek.

Het vliegtuig is klaar voor vertrek. Het leukste moment van vliegen is dat moment waarop je het vliegtuig gespannen voelt wachten totdat de startmotoren worden aan gezet en je als een steentje in een katapult de lucht in wordt geschoten. Langzaam zie ik de grond onder mij verdwijnen als we door een dik wolkendek omhoog klimmen. Heb ik dit allemaal gedroomd? vraag ik mezelf af. Of was het allemaal echt? Kom ik hier nog terug of zal het voor altijd een dromerige herinnering blijven met als enig bewijs de foto’s.

Terug in de werkelijkheid zet ik mijn hete kop thee op m’n bureau en wacht op de honderden emails die binnenrollen. Opnieuw scroll ik door de vele foto’s van de afgelopen week. Aan onze gezichten te zien hebben we wel heel veel lol gehad. Het blijft onwerkelijk dat ik er echt geweest ben. Of er een vervolg komt weet niemand. De Engelsen weten dit zo mooi te verwoorden: Let fate run its course. Ondertussen zijn alle emails binnen. Ik werp nog een laatste blik op Whatsapp, ‘no new messages’ en besluit dan maar aan het werk te gaan terwijl ik de laatste tonen van de Bohemian Rhapsody in mijn hoofd hoor eindigen….

“Any way the wind blows…”

The land of the free

The land of the free

Dromerig staar ik naar de rode vuurzee die fel afsteekt tegen de donker wordende hemel. Een songtekst waar het allemaal mee lijkt te zijn begonnen, schiet door mijn hoofd. ‘That Arizona sky burnin’ in your eyes. You look at me and, babe, I wanna catch on fire.’ Ik kijk even opzij en kan een glimlach niet onderdrukken. Hij ratelt gewoon vrolijk verder terwijl ik af en toe uhuh en hmm zeg, net zoals de afgelopen dertien maanden aan de telefoon. Ik breng mijn blik terug naar het enorme rode wolkendek en kan nauwelijks bevatten dat ik hier echt ben. Niet Arizona maar Oregon.

Het is mijn eerste keer in Amerika. Twee weken quarantaine uit veiligheid, twee vaccinaties, één Covid test en drie vluchten om hier te komen. Het was een spannende reis of het allemaal wel zou gaan lukken. Aanvragen van ESTA en ETA om door Canada te mogen vliegen. Bijna geweigerd worden op de vlucht naar Vancouver, instructies om te wachten negeren, door de douane te rennen zodat ik de laatste vlucht naar Portland nog net kon halen, om uiteindelijk in Portland zonder koffer aan te komen. Het was het allemaal waard.

Alhoewel ik nooit echt een diep verlangen heb gehad, om naar dit land te reizen, voelde het, om de één of andere onverklaarbare reden, direct als thuis. Of zou dat door de persoon naast mij komen? Als we voor een verkeerslicht stoppen, zie ik jonge vrouwen, meisjes, met karton in hun vieze handen waarop een onleesbare tekst staat gekrabbeld, smeken om geld. De blik in hun ogen is leeg en ik voel een golf van medelijden omhoog borrelen. Hoe ben je hier terecht gekomen? Wat is jouw verhaal? Maakt je moeder zich zorgen of wil je haar zelf niet meer zien? Als ik onder de brug kijk, zie ik complete suburbs van tenten, bij elkaar geraapt afval en de tekst ‘happy holidays’ wat lijkt te zijn gemaakt van witte stenen. Dit noemen ze dan The land of the free?

‘Are you still listening?’
Ik schrik op uit mijn mijmeringen. Uhuh, knik ik snel en glimlach. Zonder op verdere reactie te wachten gaat ie weer verder met zijn verhaal. Als het licht op groen springt, rijden we weer. Een wolk van wiet dringt diep mijn neus binnen. Om high te worden in Portland hoef je zelf niets te kopen. Rij een rondje door de stad en je bent zo high als een papegaai.

Bij het volgende stoplicht strompelt een oude man gebogen voor ons langs. Hij heeft overduidelijk een wond aan zijn voet. Misschien is hij niet eens zo oud als dat hij lijkt, maar heeft het leven hem goed geraakt. Ik blijf me afvragen, wat hun verhaal is. Niemand kiest toch vrijwillig om zo te leven. Heel even denk ik terug aan mijn eigen leven. Tot twee keer toe verloor ik mijn huis, mijn thuis en was ik thuisloos. Met niet meer dan een rugzak, ging ik van bank naar bank, adresje naar adresje, maar nooit op straat. Heb ik geluk gehad, dat ik in een land als Nederland woon? Was het mijn vechterskwaliteit, waardoor ik een nieuwe draai aan mijn leven kon geven? Of gaf het leven mij af en toe een meevaller?

Ik zie groepjes jongeren bij hun tentenkamp staan en tel mijn zegeningen. Mijn leven is een aaneenschakeling geweest van tegenslagen en worstelingen om te overleven. Toch weigerde ik verbitterd te zijn en was ik elke dag opnieuw dankbaar voor het dak boven mijn hoofd en eten op tafel ook al was dat soms niet veel, het was er. Ik heb niet veel nodig om echt gelukkig te zijn. Deze aanblik bevestigde weer mijn gevoel, hoe fragiel het leven kan zijn en hoe dankbaar ik ben voor alles wat ik wel heb.

Niet veel later lopen we samen een Walmart in. ‘It’s not a big one, but it will do for now.’ Ik stap het ultieme Amerikaanse gevoel binnen en een overdaad aan eten en spullen schreeuwt me tegemoet. Ik kijk, observeer, ruik en voel. Overal waar ik kom, maak ik een mentale notitie die voor altijd als een herinnering in mijn geheugen wordt opgeslagen. Elke kleur, elke geur en elk liedje. Terwijl buiten deze deuren mensen met lege magen proberen te overleven, gooien binnen deze deuren anderen hun kar vol met eten wat is overgebleven van Thanksgiving en nieuwe dingen voor de kerst. Ineens voel ik dat iemand mijn hand grijpt.

‘Are you okay?’
Ik kijk hem glimlachend aan en knik: ‘Uhuh, just a bit overwhelmed’.
Over de speakers hoor ik ineens ‘Last Christmas’. Ik kan het niet helpen om een spraak memo op te nemen voor mijn zoon. Een spelletje wat ik vroeger altijd met de kinderen speelde in de tijd voor Kerst. Wie als eerste Last Christmas op de radio hoorde, had de Kerst van dat jaar gewonnen. Niet dat er iets te winnen viel, behalve de eer, was het toch elk jaar weer een soort van traditie tussen ons drieen. Er komt geen reactie en ik stop mijn telefoon weer in mijn zak, terwijl we naar de kassa lopen om af te rekenen.

Als we niet veel later met onze papieren zakken vol boodschappen terug lopen naar de auto, voelt het alsof ik in een Amerikaanse serie terecht ben gekomen. Het is ondertussen donker geworden en de bloedrode lucht is verdwenen. Ik zet de boodschappen op de achterbank en besef ineens dat, ook al is het nog 24 dagen voor kerst, ik nu al weet dat het kerstgevoel voor mij vanaf nu nooit meer hetzelfde zijn. Vanaf nu zal dit kerstgevoel, de bloedrode lucht, de kerstbomen op de daken van de auto’s en de kerstbelletjes voor altijd verbonden zijn met mijn reis naar Portland.