‘Ik heb jou als mijn emergency contactpersons opgegeven.’ app ik naar mijn dochter vanuit een ziekenhuisbed. De verpleegster schiet allemaal vragen op mij af over allergieën, wie is mijn contactpersoon, heb ik dit al vaker gedaan…
‘Ah, zo lief!!’ stuurt dochter terug met een hartje. In een tiende van een seconde scrolt mijn brein door mijn sociale netwerk. ‘Dit is ook belangrijk voor de toekomst.’ zegt de verpleegster terwijl ze me aan blijft kijken wachtend op antwoord. Ouders vallen sowieso af, die zijn te oud. Zussen; geen contact mee. Zoonlief heeft altijd zijn telefoon op stil én hij neemt geen vreemde telefoontjes aan dus dan blijft dochter over. ‘Jij zit toch altijd op je telefoon, ze kunnen dan in ieder geval iemand bereiken mocht ik bijna dood zijn.’
Teleurgesteld reageert ze met ‘Oh, ja logisch.’
Eindelijk na 2,5 jaar wachten, niet-werkende pillen, meer dood dan levend zijn en onderzoeken heeft de derde-arts-assistente besloten dat ik een ijzerinfuus mag krijgen. Helaas kwam er nog een Coronaatje tussendoor, anders was ik al eerder aan de beurt geweest. Ik heb mezelf in leven kunnen houden met vitamines en preparaten die net genoeg waren om niet van dood te gaan maar net te weinig om nog echt lekker te kunnen leven.
Het was rustig in het ziekenhuis, toen ik een uur te vroeg aan de balie stond. ‘Mevrouw, u zult toch nog even een wandelingetje moeten gaan maken want ik mag u niet doorsturen.’ De eerste druppels beginnen te vallen. Gelukkig ben ik zelf met de auto gekomen. Een uurtje scrollen door Social Media in de auto dood de tijd. Niet veel later stap ik weer enthousiast naar binnen. Het ontvangst comité dat klaar staat, herkent mij meteen. U mag over tien minuten doorlopen naar de negende etage. Dat geeft mij nog even de tijd om tussendoor een plaspauze te doen voordat ik naar boven ga.
Op de negende etage zouden ze van mijn komst moeten weten maar ik word via de kinderafdeling, over gynaecologie doorgestuurd naar de dagopname. Eindelijk iemand die weet wat ik kom doen. Ik lig samen op een kamer met twee hard snurkende dames en één hele vrolijke meneer die net uit de operatiekamer komt en zijn benen niet kan bewegen. Hoe kun je zo wakker zijn, vraag ik me af. Hij vertelt zijn hele levensverhaal tegen iedereen die het maar horen wil. Zoveel vrolijkheid heb ik in lange tijd niet gezien.
‘Mijn dochter,’ zeg ik tegen de verpleegster, ‘mijn dochter is mijn contactpersoon.’ Ze schrijft haar telefoonnummer in mijn dossier. Daarna prikt ze het infuus in mijn hand en zie ik het goedje langzaam in mijn lijf druppen. Een uurtje later loop ik met mijn hand in het verband het ziekenhuis weer uit. De vrolijke verpleger die mij blijft herkennen roept of alles gelukt is. Ik hou mijn verbandhand omhoog. ‘Oei!’ zegt hij.
‘Nee, is juist goed! Ik heb eindelijk een infuus gehad!’ zeg ik blij.
‘Fijn voor je’, zegt hij, ‘en het is nog gratis ook!’ Ik kijk hem verward aan. Mijn eigen risico is allang op dus natuurlijk betaalt de verzekering dit.
Achter zijn blauwegroene mondmasker lacht hij hartelijk. ‘Het parkeren, mevrouw, het parkeren is vandaag gratis!’. Hij wijst naar het formulier op de parkeerautomaat.
Ik voel het ijzerrijke bloed naar mijn hoofd stijgen. Suffe muts. Ik roep nog dat mijn geluk vandaag niet op kan en schuifel snel samen met mijn schaamte de deur uit.
Ik hoop dat ik met deze boost nu weer even vooruit kan!