Zoonlief is vanaf zijn geboorte al een knuffelkindje geweest. Zodra hij wakker werd stak hij altijd gelijk zijn armpjes in de lucht, gaf me de meest geweldige grijns en wilde knuffelen. Het knuffelen ging niet verloren tijdens het groeien van dreumes, via peuter en kleuter naar puber.
Na schooltijd rijden zoonlief en ik nog even snel naar de supermarkt. Dat doen we wel vaker samen. Hij helpt mij met sjouwen van de zware tas en ik grijp wat lekkers voor hem mee als dank voor het sjouwwerk. Keuvelend over wat we zouden kunnen eten die avond, lopen we op ons gemak door de supermarkt.
‘Zullen we nasi eten vanavond?’ vraag ik hem. Het blijft stil achter mij en ik kijk om. Als een oud verloren vrouwtje sta ik dus duidelijk in mezelf te mompelen en zie ik het laatste draadje van het vest van zoonlief de hoek omvliegen. Stiekem kijk ik om het hoekje. Ik had het kunnen weten; een meisje. Weemoedig kijk ik naar het tafereeltje van opgroeiende jongetjes en meisjes. Het is een vriendinnetje van vroeger met wie hij altijd veel heeft gespeeld. Dagelijks kwamen ze bij elkaar over de vloer totdat ze naar verschillende scholen gingen. Zonder ze te storen zie ik dat ze samen doorgaan met boodschappen doen. Hij lijkt zijn oude inzichzelfmompelende moeder totaal vergeten te zijn. Een beetje weemoedig dat ook kleine jongetjes ineens groot zijn geworden ga ik ook verder met boodschappen doen.
Na het afrekenen sta ik nog even op hem te wachten want we waren toch samen gekomen. Hij belt vanuit gangpad 4. ‘Mam, ik loop wel naar huis, ga jij maar alvast.’ Great! Geditcht door mijn eigen zoon voor een jong blondje. Ik zei nog zo….
Het wordt al donker als zoonlief ook thuiskomt. Ik sta nog druk te koken en vraag of het gezellig is geweest. Hij knikt en steekt zijn armen uit. ‘Maar nu eerst een knuffel, mam!’ Stiekem schiet ik vol. Hij groeit me bijna voorbij en wordt al een hele kerel maar soms als niemand het ziet blijft ie toch nog altijd mijn kleine baby’tje.