‘Ik ga naar Engeland.’ zeg ik ferm tijdens een family meeting. ‘Ik vertrek donderdag en blijf anderhalve week weg.’ Iedereen kijkt me enigszins in shock aan. Ik ben nooit zo van het ineens weggaan. Ik voel teveel verantwoordelijkheid voor alles en iedereen. Té vaak trek ik mijn superwomanoutfit aan en vlieg naar de ramp in mijn rode autootje.
‘Veel plezier.’ zegt zoonlief en sjokt weer terug naar zijn game. Voel de liefde van je puberende kinderen, denk ik bij mezelf.
De knop ging om na een bezoek aan mijn ouders. Mijn vader, die een zware decembermaand had gehad door een operatie, is ondertussen prima hersteld. Alleen zijn HB gehalte blijft wat laag. Eet maar wat extra ijzer, had de dokter gezegd, als dat niet helpt dan eventueel ijzerpillen of een infuus. Mijn vader zei stellig dat hij ziek wordt van ijzerpillen, net als ik, en dat hij per direct een infuus wil. Ik grinnikte. ‘Tuurlijk, pa, ze staan direct voor je klaar.‘ Hij kijkt me aan en bevestigt dat dat zo is. ‘Ja, je moet dat gewoon eisen. Ik wil dat en ik wil dat nu!‘ zegt hij. ‘Ik ga eind van de maand op vakantie en ik ga niet nog een maand wachten tot de waarde omhoog gaat.’ Precies dat. God forbid dat je een maandje langer moet wachten, denk ik bij mezelf. Dat je je lichaam zelf laat herstellen. Dat je drukke leefschema in de war wordt gegooid zoals ie bij mij al jaren door de war wordt gegooid.
Ik knik. Ik weet dat een weerwoord naar hem verspilde lucht is. Ik zuig een hap zuurstof naar binnen. Zuurstof wat nergens heen kan, want ik heb ook geen ijzer in mijn bloed. Een probleem waar ik al meer dan twee mee worstel. ‘Neem maar een ijzerpil.‘ zeiden de dokters. ‘Eet maar wat gezonder.’ Ik werd steeds zieker. Ze stuurden me van deurtje naar deurtje, de ene -oloog na de andere, terwijl mijn leven doorging en toch ook stil stond. Een leven waarin ik ouders in het holst van de nacht naar de spoedeisende hulp breng, met dochter naar het andere ziekenhuis, waarin mijn werk projecten gewoon doorgaan, net als mijn huishouden. Iedereen die aan me trekt, wat van me nodig heeft. Ik eiste een infuus. Ze lachten me uit. Ik zucht nog een keer diep, hopelijk blijft er wat zuurstof aan dat ene verdwaalde ijzerbolletje hangen. Het voelt alsof je continue in een plastic zakje ademt.
Ik gun het m’n vader echt hoor. Met alle liefde. Maar waarom krijgt hij binnen 24 uur de hulp die hij eist en moet ik er maar mee leren leven. Ik wacht al twee jaar. Ik krijg geen infusen of injecties want ik ben ’te jong’ Ik koop mijn eigen ijzer infuus in een privékliniek en voel me voor een maandje heel even beter. Een ijzerinfuus is een verschil van weer kunnen leven of bijna dood zijn. Waarom beginnen ze voor hem direct te rennen en hoor ik dat ik er maar mee moet leren leven. Waarom zit het bij hem altijd mee en bij mij altijd tegen. Als ik hem probeer uit te leggen dat ik me zo al twee jaar voel, wuift hij dat weg. Onzin! Ik voel me door iedereen onbegrepen, niet gehoord. Je ziet niets dus er is niets. Ik doe nog alles wat ik moet doen, op 10% van normale energie, dus het zal wel wat overtrokken reactie zijn. Ik vraag me weleens af hoeveel ik kan bereiken als ik 50% energie had of 100%. Zou mijn wereld dat aankunnen? Ondertussen blijf ik glimlachen naar de buitenwereld terwijl mijn lichaam pijn doet. Heel veel pijn.
Ik heb lucht nodig. Lucht en ademruimte. Als ik weer thuis ben, boek ik direct een ticket naar Engeland. Alleen. Ik wil ademen. Ik wil me goed voelen. Ademruimte. Rust. Even niet meer rennen en hollen voor iedereen maar gewoon stilstaan. Ik wil me niet onbegrepen voelen. Ik wil gewoon even ‘ik’ zijn. Want als ik terug kom, staat de volgende -oloog alweer te wachten met slangetjes en onderzoeken om daarna opnieuw te horen dat ik er maar mee moet leren leven.