Ik zie dochterlief wat sippig door het huis dreutelen. “Mogen we hem echt niet houden?”, vraagt ze met dezelfde smekende ogen als de hond, die er vrolijk achteraan dreutelt. Ik schud overtuigend mijn hoofd. “Nee, echt niet!” Ze vallen elkaar weer snikkend in de armen/poten.
Bijna drie weken was deze jongeman mijn allergrootste fan, mijn trouwe partner, mijn knuffelbeer. Hij leek zijn andere baasje totaal te zijn vergeten. Ook al mopperde ik vaak op dit harige mormel dat overal in de weg lag, elke avond een geëxplodeerde schoothond imiteerde en mij net iets te vaak de bosjes introk als hij weer iets weg zag springen. Toch had ie ook wel iets ontwapenends, waardoor je wel vrolijk moest worden, zodra hij z’n kop weer scheef hield en je vragend aankeek. Tijdens de vele wandelingen zag ik toch overduidelijk de overeenkomsten met De Man. Altijd direct afgeleid door een voorbij tippelende teef, het lange termijn geheugen voor wat betreft de taken, werkte niet en je bent geweldig totdat de vorig baas hem weer komt ophalen.
Het was toch wel een beetje een teleurstelling, hoe Hond mij in een nano-seconde vergeten was, op het moment dat zijn baasje binnen kwam lopen. Hij had geen oog meer voor mij, geen schootsessies, geen lompe poten tegen me aan. Ik bestond gewoon niet meer. Het voelde een beetje als de re-runs van Boy meets Girl, Boy likes Girl, Boy goes back to Ex-girl. Ik kon dus concluderen dat ook hierin de Hond op de Man leek. Of andersom.
De hond vertrok, zonder omkijken, de kat durfde weer naar binnen, dochter liep snikkend naar boven en ik pak zwijgend de stofzuiger. Heerlijk zo’n opgeruimd huis zonder haren en dat eeuwige natte spoor vanaf de waterbak tot aan de bank.
Terwijl de kat knorrend op schoot kruipt, weet ik het weer heel zeker; voorlopig komt er nog geen hond in huis!