[:nl]’Ad rem’ is een Latijnse uitdrukking voor snel en scherpzinnig. Bij mij ligt de nadruk op ‘rem’, vooral als ik onder de mensen ben. Thuis in mijn eigen veilige omgeving kan ik makkelijk lik-op-stuk geven, vooral als ik achter en beeldscherm zit. De ene opmerking na de andere vliegt er zonder problemen uit maar zodra er meer dan twee mensen aanwezig zijn klap ik dicht als een foute mossel op een slechte dag om vervolgens pas de volgende dag mijn ad rem antwoord eruit te gooien tegen de kat. Nog niet eens tegen die persoon die het verdiende nee tegen de kat. Held dat ik ben. Ik heb geprobeerd er op te oefenen maar de kortsluiting die in mijn hoofd ontstaat is niet te ontwijken.
Laatst had ik weer zo’n situatie. In een heerlijk najaarszonnetje zat ik te vertellen over het reilen en zeilen van mijn gezin. Als 100% alleenstaande moeder is het zeker heel vaak niet makkelijk geweest maar toch ben ik trots op mijn gezinnetje. Mijn twee bijzondere kinderen hebben toch allebei wat extra zorg nodig, ook nu ze wat ouder zijn houdt dat niet op. Ik doe het echt nog steeds met heel veel liefde. ‘Ik hoor je wel erg vaak ‘ik’ zeggen.’ zegt zij ineens. Daar, op dat punt ging ik wéér de mist in met mijn ad rem gedoe. Ik kijk haar aan en begin me bijna te verontschuldigen dat ik mijn kinderen, die extra zorg nodig hebben, daar help op de vlakken wat ze zelf nog niet onder controle hebben. Het duiveltje op de ene schouder wil wat gemeens zeggen en haar de ogen uitkrabben. Het engeltje op de andere schouder maant me tot rust. Ik kijk haar alleen maar aan en besluit niks te zeggen. Zij en ik heb al een langlopende geschiedenis die vol oordelen zit. Vooral van haar kant naar de mijne. Ik heb nooit echt begrepen waarom en wanneer ik haar daar naar vraag ‘heeft ze daar zo haar eigen ideeen over die ze liever niet met mij deelt.’ Met zo’n opmerking ben je snel uitgepraat.
Toch bleef het zinnetje in mijn hoofd hangen. Die avond toen ik alleen op de bank zat….’ik hoor je wel vaak ‘ik’ zeggen…..Later als ik alleen mijn bed in stap….’ik hoor je wel vaak ‘ik’ zeggen’ en ook de volgende ochtend toen ik alleen wakker werd en mijn hectische dag weer opnieuw begon. Het was pas tegen etenstijd de volgende dag dat mijn antwoord ineens eruit kwam. ‘ Ja, je hoort me vaak ‘ik’ zeggen omdat er geen ‘wij’ is. Er is namelijk geen vader in het leven van mijn kinderen dus het is vooral ‘ik’. Dat woordje ‘ik’ is waarschijnlijk een woord wat jij maar al te goed kent want als er iets altijd centraal heeft gestaan is het jouw ‘ik’ en niet mijn ‘ik’. Snap je nog waar ik het over heb? Jij oordeelt over hoe ik met mijn kinderen om moet gaan terwijl je geen idee hebt waar je over praat. Bemoei je niet met mijn gezin, met mijn opvoeding en met mijn kinderen zonder dat je alle ins en outs weet. Als het voor mij goed voelt om mijn kind te begeleiden met zaken die ze nog niet goed onder controle heeft, dan doe ik dat! Wie ben jij om daar over te oordelen?’
De kat geeft me een flinke knipoog. Zo! Mijn ad remmerigheid is eruit. Niemand, behalve mijn kat, heeft het gehoord maar ik ben het kwijt. Later die avond loop ik nog een beetje na-mopperend een kennis tegen het lijf. Ze maakt een opmerking die me ook in het verkeerde keelgat schiet. Samen met die ad remmerigheid blijft de opmerking in dat verkeerde keelgat steken. Kak! Daar gaan we weer. Wacht even! Morgen kom ik hier op terug met een ad remmerig antwoord waarmee ik je lik-op-stuk geef.
Wie weet ga ik het ooit leren. Zonder nadenken gelijk pats boem antwoorden!
[:]