[:nl]
‘Bummer‘ zegt dochter als we zwijgend naar deur nummer 17 kijken, waar haar broer achter zit. Ik kijk haar vragend aan. ‘Ja! Heb ik het net niet gered om voor m’n achttiende niet voor de rechter te eindigen.’ Ik schiet in de lach. ‘JIJ staat niet terecht!‘ Maar toch…. Ik begrijp het. Ook ik vind het raar om hier met mijn kinderen bij de rechtbank te moeten vragen of ik met mijn kinderen mag reizen.
Project Rechtbank begon toen Oom voor de zoveelste keer vroeg wanneer ik weer op bezoek kwam. Deze keer zou ik dan wel mijn kinderen, of in ieder geval één kind, meenemen. Dat was voor hem geen probleem, maar voor Australië wel want onze paspoorten zouden in de zomer verlopen. Ai! Dan komen we het land dus niet in. De vorige paspoortaanvraag voor een reis naar Japan, ging toen al moeilijk want paspoorten kunnen alleen aangevraagd worden met een handtekening van beide ouders. Vijf jaar geleden was Ex nog te traceren, uit beeld, dat wel maar we wisten nog wel waar hij woonde. Na enige dwang op zijn gevoelige plek, ondertekende hij dan toch het formulier en kon zoonlief naar Japan.
Ondertussen is Ex al jaren een vermissingszaak geworden. Niemand weet waar hij is en of hij überhaupt nog leeft. Ik pleit voor een wet dat in deze situaties de vermiste ouder automatisch uit de voogdij wordt gekickt, maar dat terzijde. Hoe kom je aan een paspoort wanneer de andere ouder vermist is? Dan stap je dus naar de rechter. Niet zomaar natuurlijk, daar ging een interessant traject aan vooraf. Tijdens dat proces zag ik het soms somber in, totdat een aardige dame van de rechtbank mij belde, om me te vertellen dat zij alle papieren bij elkaar had gezocht. Want zeg nou zelf, hoe kom ik aan een uittreksel van Ex uit het basisregister?
Samen met dochter staar ik nog steeds naar de deur waar zoon achter is verdwenen. Ergens voelt het raar om zo gescheiden te worden van je kind. Als hij er opgelucht uitkomt, vertelt ie in een soort desillusie dat er geen jury was, alleen een mevrouw en een mannetje wat typte. Best wel saai dus. De vragen? Oh of ie het erg vond als z’n vader ineens erg ziek zou worden. ‘Mwah neu, waarom zou ik dat erg vinden? Ik ken hem niet eens.’ Dat antwoord vond ik weer erg maar begreep het wel. Ik had niet zoveel tijd om er over na te denken want het tweede kind floepte alweer naar binnen om na tien minuten ook weer naar buiten te komen. Of ze wel goed met haar moeder kan opschieten. ‘Pfff natuurlijk, we spreken elkaar toch elke dag?’ Ik snap dat dit een verplichte procedure is maar het voelt alsof ik terecht sta over mijn kwaliteiten als moeder. Ik ben blij met mijn lieve kinderen als ik hoor wat ze over mij hebben gezegd. Die brok in m’n keel slik ik snel weg.
Omdat mijn zitting drie uur later was gepland, breng ik ze eerst naar huis, doe wat werk en rij weer terug naar de rechtbank. Alsof ik er dagelijks kom, begroet ik de portier en de beveiligingsmannetjes die mijn tas niet hoeven te zien en wist ik de Vierde, kamer 17 makkelijk te vinden. Links en rechts van mij zitten grote families druk te kwebbelen. Ik hou een oog op de deur, me afvragend of Ex echt niet ineens komt opdagen. Wat zou ik dan doen? Hoe zou ik reageren? Ergens was ik blij dat de kinderen er niet bij waren. Hoe zouden ze zich voelen als ze ineens oog in oog komen te staan met hun vader, die een vreemde is geworden. Pas na twintig minuten was ik aan de beurt. Eigenlijk was de zaak al zo klaar als een klontje. Voor de formaliteit stelde de rechter me nog een paar vragen en daarna kreeg ik groen licht. Na twee minuten kon ik weer gaan. Mét de handtekening!