In het donkerst van de nacht en de stilte van de storm, lig ik wakker en staar naar het plafond. Mijn lijf lijkt nog na te trillen en mijn ogen blijven de paniek in de ogen zien van de twee wezentjes voor mij. Ze zeiden niets maar ze schreeuwden om hulp.
Het was een gewone avond toen dochter en ik naar stal gingen om het bedje op te schudden van haar paard. Terwijl zij knuffelde, maakte ik zijn bedje op. Iets wat we al zo vaak samen hebben gedaan de afgelopen weken. Buiten deed de storm een verwoede poging de hele stal op te tillen en naar het land van Oz te brengen. Binnen stonden wij wat te keuvelen over kleine dingetjes. Nadat ik klaar was nam zij haar paard bij de hand, liep naar buiten om hem te laten draaien en toen ging het mis. Een harde rukwind gooide de onderdeur van de stal dicht terwijl het paard net naar binnen wilde lopen. Met twee poten aan de ene kant van de deur, zijn buik en achterpoot bovenop de deur en één poot aan de andere kant van de deur zat hij totaal vastgeklemd, en wij ook. Samen stonden we in het smalle gangetje aan de andere kant. De wind probeerde ons hulpgeroep mee te nemen naar een andere plek maar goddank kwam er hulp aan de andere kant. We zaten als ratten in de val en konden geen kant op.
‘Druk zijn neus dicht dan wordt ie rustig!’ roept iemand van de andere kant. Terwijl dochterlief zijn neus dichtknijpt zakt hij tegen ons aan. In de stilte van de storm, zie ik de paniek en angst in hun ogen. ‘We moeten rustig blijven.’ denk ik bij mezelf. ‘Ik moet rustig blijven en hen allebei steunen. Het was een moment wat een eeuwigheid duurde waarbij dochter en ik elkaar aankeken tot in het diepst van de ziel. ‘We kunnen dit. Heb vertrouwen.’ In dat ene moment was er absolute stilte, kracht en vertrouwen in elkaar.
De enorme stormkracht komt terug wanneer de deur afbreekt en het paard vrijkomt. Het moment is voorbij. We worden alledrie opgevangen door alle lieve stalmeiden. Het paard lijkt niet heel erg gewond maar toch wordt de dierenarts gebeld. Het lijkt echt allemaal mee te vallen en we hebben ontzettend veel geluk gehad, wordt er keer op keer gezegd maar toch waarom blijf ik dan zolang trillen?
Het is in het donkerst van de nacht en de stilte van de storm dat ik het beeld van die angstige ogen niet van mijn netvlies krijg. In mijn hoofd draait keer op keer hetzelfde liedje. ‘When you can’t walk. When there’s chains ‘round your soul. When the burden’s too heavy. And you run out of road. You’re praying out loud. As you stumble through the rain and snow. I’ll walk out and find you.
I’ll carry you home.